Winterblues

Je hebt een intensieve trainingszomer gehad. Lopen schelden op het warme weer, je kop meermaals verbrand, je sokken en je broek staan in je benen, er zijn liters water doorheen gegaan, en de enige kleren die door het huis slingerden waren je korte broekje en je singlet. En die singlet eigenlijk ook alleen maar omdat je toch een beetje gêne had om alleen in je sportBH te rennen. Geen besef van tijd na het werk want de dag duurt eeuwen, gewoon je kilometers maken en na het lopen nog een blokje om of een afzakkertje op een terrasje. En dan wordt het weer winter.

Het is buiten al donker als ik in mijn auto stap om van mijn werk naar huis te rijden. Het was vanochtend ook nog donker toen ik in mijn auto stapte er naar toe. Daglicht heb ik alleen door mijn raam naar buiten gezien. Eenmaal thuis is alles koud. De verwarming staat nog uit, tenslotte was er niemand thuis, en de slaapkamer op de noordkant lijkt helemaal wel een ijskast. Ik moet naar de WC maar ik had net zo goed op een blok ijs kunnen gaan zitten. Ik kan het helaas niet eeuwig ophouden en een bontje op de WC bril, zoals ze die vroeger nog wel eens hadden, is ook weer zo onhygiënisch. Als ik ooit écht rijk word koop ik een WC met verwarmde bril. Mijn voeten zijn al ijspegels nog voor ik ze in een paar sokken hijs. Tussen de stapel kleding vis ik een lange dikke hardloopbroek vandaan. Waar is mijn thermoshirtje? Ah, hij hangt over de reling van het bad, onder een ander shirtje en Frank zijn jasje. Toch twijfel ik nog, korte of lange mouwen? Het vriest nog niet, korte mouwen dan maar. Doe ik voor de zekerheid mijn sleeves wel aan. Mocht ik het toch wat warmer krijgen omdat het meevalt, dan kan ik die altijd nog uittrekken.

Mijn oren. Definitely mijn oren aan. Ik kan écht niet zonder dat kleine zwarte stukje stof dat mijn oren warm houdt. Dacht ik van de week nog dat het wel meeviel, voelde ik de eerste bevriezing alweer opkomen, met de bijbehorende kramp in mijn nek. Handschoenen heb ik nog nét niet nodig, die bewaren we voor de temperaturen onder nul. Of als het regent. Of als het hard waait. Of een combinatie van die drie. Ik loop naar de huiskamer om mijn hardloophorloge te pakken. De verwarming doet zijn werk en het begint al aangenaam te worden. Op de bank ligt een verleidelijk dekentje om onder te kruipen. In plaats daarvan loop ik naar de gang en trek mijn hardloopschoenen aan. Met een diepe zucht, dat wel. Eenmaal buiten krijg ik de neiging om gauw weer naar binnen te gaan en alsnog onder dat dekentje te kruipen. Ik onderdruk het gevoel, zet mijn hardloophorloge aan en begin te rennen. Al mijn spieren zijn koud en de bewegingen dan ook schokkerig. Het duurt minstens een kilometer voordat ik een beetje opgewarmd ben, en nog een kilometer voordat ik mijn stappen met vloeiende bewegingen kan maken.

Bij het bos aangekomen weet ik wat ik vergeten ben als het licht van de straatlantaarns langzaam uitsterft. Ik pas mijn route aan, want zonder licht zie ik toch wel erg weinig en alhoewel ik de route ken weet je nooit of er een verdwaalde tak op het pad ligt waar ik over struikel. Lig ik daar straks, moederziel alleen in het donker in het bos met een verzwikte enkel. Of nog erger. Niet vergeten mijn lampje uit de la te vissen en klaar te leggen zodat ik hem niet meer kan vergeten. Voorlopig heb ik hem nog wel even nodig. En als ik in het bos wil lopen is een hoofdlampje misschien toch ook wel handig.

Ondertussen stap ik gestaag door. Mijn warme adem maakt wolkjes in de koude lucht. En alhoewel mijn oren lekker warm weggestopt zitten, verandert mijn neus langzaam maar zeker in een ijsklompje. Mijn tenen voel ik al sinds ik de straat uitliep niet meer. Gelukkig ben ik bijna thuis. Thuis, waar ik onder een warme, maar niet al te hete douche spring. Het duurt een eeuw voordat ik weer wat gevoel in mijn voeten begin te krijgen. De jeuk die ontstaat van iets te warm water op een uiterst verkleumde huid komt echter binnen drie seconden al opzetten. Maar de stroom water is heerlijk warm en ik kan er een eeuwigheid onder blijven staan. Het is dat het eten klaar is.

Als ik even later alsnog onder dat warme dekentje op de bank zit bedenk ik me dat het nu ook niet lang meer zal duren voordat er weer ijs op de straten ligt. Dat de kans op een regenbui aanzienlijk toeneemt. Dat ik rekening moet gaan houden met mijn routes, afhankelijk van het tijdstip, het weer en het gezelschap. En dat de Vaseline voor meer dient dan alleen het tegengaan van schuurplekken. Het winterseizoen is begonnen. Met zijn eigen uitdagingen en toch ook zijn eigen charme. En vooral zijn eigen redenen om te kunnen klagen.

Dat het maar weer gauw lente mag worden.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *