A glove’s tale

Het begon als een prachtige dag. Je voelde het aan alles toen je wakker werd. Je broertje lag nog te slapen, maar ook hij kon niet in dromenland blijven met het gestommel dat uit de woonkamer kwam. De geur van vers gebakken pannenkoeken met banaan slopen langzaam naar binnen. Een klein half uurtje later werden je stoutste verlangens waargemaakt. De kast ging open en jij en je broer werden er uit gehaald. Jullie mochten mee vandaag, naar buiten, lekker rennen met de baas en je nut als warme handschoen bewijzen. Dit was wat je het liefste deed, daar was je voor gemaakt. Toen kon je nog niet weten tot welk verschrikkelijk lot je gedoemd was.

Vol verwachting hadden jullie destijds in de winkel gehangen in de hoop dat iemand jullie zou kopen. Maar het warme weer maakte dat iedereen uit de buurt bleef. Totdat ineens de winter toch daar was en de temperaturen begonnen te dalen. Jullie waren een paar keer gepast totdat die aardige jongeman de magische woorden uitsprak:’Deze zitten lekker, ik neem ze!’ Het begin van een prachtige hardloopcarrière.

Mee in de tas naast een trui, een muts, een handdoek, wat voedsel en een fles water was het een lange reis. Maar eenmaal bij de eindbestemming hoorden jullie het bekende geroezemoes van veel hardlopers bij elkaar in een zaal. Dit was de zesde keer dat jullie mee mochten naar een wedstrijd en het was elke keer weer een feest. Vandaag was extra bijzonder want het was een hele lange afstand. Met een beetje mazzel konden jullie het hele stuk aanblijven, maar als je halverwege uitgedaan werd vond je het ook niet erg. Tussen de riem gestoken waren jullie dan toch in de buitenlucht en konden jullie alles goed zien.

De jongeman, Tim genaamd, maakte zichzelf klaar en trok jullie aan. Zijn handen voelden altijd prettig aan en je vond het heerlijk om zijn koude handen te verwarmen. Jullie gingen naar de start en je kon de opwinding voelen. In de lucht, maar ook die van Tim. Hij had er zin in. Het startschot kwam al gauw en jullie gingen op weg. Nu kon je mooi om je heen kijken. Eerst zag je voornamelijk andere lopers maar toen de massa wat uit elkaar viel zag je het prachtige landschap van de duinen en de bossen. En het zonnetje scheen. Je genoot met volle teugen.

Na een kilometer of 13 begon de temperatuur wat op te lopen. Tim was duidelijk warm geworden en trok jullie uit. Samen met je broertje hing hij jullie achter aan zijn riem. Konden jullie gezellig kletsen en samen genieten van deze heerlijke loop. Omdat jullie nu op Tim zijn rug zaten konden jullie ook goed kijken naar de lopers achter jullie. Wat was een wedstrijd toch altijd leuk! Sommigen liepen ogenschijnlijk gemakkelijk, anderen hadden het zwaar. En ze waren er in alle soorten en maten. Vol van alles wat er om jullie heen gebeurde vlogen de kilometers voorbij.

En toen ineens voelde je dat er iets niet goed zat. Eerst had je nog niet zo in de gaten wat het precies was. Je probeerde je te concentreren maar het schudden van het lopen maakte het lastig. En toen kwam het besef. Het schudden was juist het probleem terwijl je je langzaam voelde wegglijden. Bij iedere stap zakte je iets verder weg. Paniek golfde over je heen en je schreeuwde naar Tim. Tim, die met muziek in zijn oren liep, hoorde je wanhopige kreten niet. Je keek je broertje aan maar die kon niks voor je doen en moest met afgrijzen toekijken hoe je uiteindelijk nog met maar één vinger aan de riem hing.

Koortsachtig probeerde je na te denken. De lopers achter je! Als je viel zag iemand het misschien en kon hij of zij Tim waarschuwen. Niemand leek het echter op te merken. En toen liet ook je laatste vingers los. Je greep nog naar Tim zijn been maar het mocht niet baten en terwijl je naar de grond dwarrelde hoorde je het snikken van je broertje die in huilen uitgebarsten was. Een vleugje hoop ontsprong in je hart toen een loper achter Tim in het voorbijrennen naar je greep, met de intentie om je aan Tim terug te geven. Helaas greep de loper mis en in plaats van stoppen om je alsnog op te rapen liep hij door.

Daar lag je dan, op de grond tussen het zand. Tim was ondertussen al heel ver weg, samen met je broertje. Je werd met enige regelmaat vertrapt door lopers die voorbij kwamen rennen. Een enkele gaf je zelfs een schop naar de zijkant, waar je terecht kwam in een plasje water. Versuft bleef je liggen. Mocht er nog een kans zijn geweest dat iemand je zou oprapen, dan was deze hierbij verkeken. Opnieuw werd je vertrapt, en de laatste gedachte die door je heen schoot voordat je wegzakte in een diepe zwarte put was die voor je broertje. Die was gedoemd om te eindigen in een vuilnisbak, want de kans dat Tim één handschoen zou bewaren was nihil. Met die gedachte verloor je het bewustzijn om hier eenzaam weg te rotten. Nooit zou je je broertje meer zien. Nooit zou je meer met Tim wedstrijden lopen. Nooit zou je meer iemands hand verwarmen.

Je werd wakker, vochtig, vies, en alles deed zeer. En het was donker, lawaaierig en je werd aan alle kanten door elkaar geschud. Was dit de hel? Volkomen gedesoriënteerd probeerde je te begrijpen wat er aan de hand was. Je hoorde stemmen op de achtergrond maar kon ze niet verstaan. Toen ineens een klap en stilte. Angstig wachtte je af wat er komen zou, maar het bleef stil. Het was nog steeds donker en opnieuw zakte je weg in bewusteloosheid. Je had geen idee hoe lang je weg was geweest, maar je hoorde geluid. Opnieuw stemmen en weer beweging. Toen was daar ineens fel licht waar je door verblind werd. Langzaam trok het weg en zag je de contouren van een mens.

Was je aan het dromen? Terwijl de contouren van de mens scherper werden zag je ineens dat het Tim was. Maar dat kon toch helemaal niet? Je tranen vermengde zich met het water waar je in gewassen werd toen het besef langzaam begon door te dringen. Je was thuis! Toen keek je ineens in het betraande maar lachende gezicht van je broertje, die samen met jou gewassen werd. En terwijl jullie daarna hingen te drogen vertelde je broertje hoe Tim je had gemist bij de finish, een aanvraag had ingediend bij de organisatie voor verloren spullen, en het drie dagen had geduurd voordat je met de post weer naar huis gestuurd was. Blijkbaar had iemand je toch gevonden en de moeite genomen om je mee te nemen en af te geven. Het kon je allemaal niet schelen. Er was maar één ding belangrijk. Je was weer bij Tim en bij je broertje en jullie konden weer samen rennen. En het mooiste van alles?

Tim had beloofd dat hij je nooit, maar dan ook nooit meer zou kwijtraken!

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *