Roemloos? Oordeel zelf. Drie jaar geleden liepen Frank en ik voor het eerst de 50 mijl van The Great Escape. Met moeite haalden we de finish, officieel net buiten de tijd maar het is Ourthegebied dus dan moet je sowieso drie uur extra rekenen. Ik kreeg een medaille maar ging dood en besloot dat de GE net boven mijn kunnen is. Na het jaar daarna gestart te zijn met de intentie niet te finishen omdat ik de week ervoor de 50 km van de Freedom Trail gedaan had, liep ik toch nog 55 km. Vorig jaar heb ik het niet eens geprobeerd en stond ik achter de tafels van de verzorgingsposten in plaats van ervoor. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan, werd de opzet veranderd en maakte ze niet alleen van 50 mijl 100 km, maar liep de route ook andersom waardoor je het deel van de route in Luxemburg zou lopen in plaats van de Ourthe. 2 redenen om het toch maar weer te proberen want Luxemburg hadden we nooit gehad. Eén klein detail werd tijdens de inschrijving over het hoofd gezien. De 100 km had 4200 hoogtemeters ten opzichte van de 2500 op de 80 km.
Maar goed, eenmaal ingeschreven is ingeschreven dus ik ging achtjes lopen op de Rotterdamse Alp, waar ik achteraf gezien mijn bilspier over de zeik geholpen heb. Na een, weliswaar buiten de tijd maar toch wel ok, Trail des Fantomes en wat bezoekjes aan de masseuse, chiropractor én fysiotherapeut togen Frank en ik zaterdagochtend richting Clervaux waar we andere jaren richting de Ourthe liepen en nu een rondje Luxemburg zullen doen. Al onze andere trailvriendjes van de Bende van Ellende waren vrijdagavond al gestart op de 200 km, waarbij Tony en Leonie vanwege ziekte al uitgestapt zijn. Ook Cees heeft door een val op moeten geven. De rest is nog aan het lopen. Gekkenwerk maar dat wisten we al. Olav, Marcel en Rene zullen we, als alles goed gaat, zondag bij de BBQ zien.
Rond een uur of 15:00 komen we bepakt en bezakt aan, want we gaan een rondje hardlopen al zou je denken dat we drie weken op vakantie gaan, en hebben mazzel. Er is een parkeerplekje op het parkeerterrein van de hal. Binnen worden we gelijk beetgepakt voor de registratie en nadat we bewezen hebben dat we alle verplichte gear bij ons hebben ploffen we neer bij Bas, Jaco en zijn zoon en Jantine en Rachel. Later zie ik Akke, Kees en Marleen ook nog binnenkomen. We maken de tijd vol door een bordje pasta te eten en te wachten tot we met de bus naar ons startpunt gebracht worden, 20 km verderop. De buschauffeur rijdt er in eerste instantie voorbij want het is een verzorgingspost buiten, maar na ten halve gekeerd om niet ten hele te dwalen staan we dan toch klaar op de juiste plek. Een kwartier te vroeg dus we moeten wachten want 18:00 starten is 18:00 starten. En natuurlijk gaat het regenen, maar gelukkig is het maar een beetje.
Frank en ik lopen apart want samen gaan we langzamer. Dat werkt als volgt. Als we samen lopen gaan we op elkaar staan wachten op de momenten dat de ander langzamer loopt. Als we alleen lopen doen we dat niet en lopen we per saldo toch wel redelijk bij elkaar in de buurt is tijdens de Fantomes gebleken. Als we eindelijk mogen starten valt het wel weer mee met de regen en lopen we een graspad naar beneden. Een lekkere start zoals dat heet, en dat mag ook wel want de eerste verzorgingspost is op 23 km en we moeten zo’n 6 km per uur lopen. Ik loop iets voor Frank maar al snel haalt hij me in. Samen lopen we door en komen Alma tegen die een foto van ons maakt. Dan mogen we gelijk omhoog en dat zet de toon voor de rest van de route.
Een ellenlange klim, die een behoorlijke aanslag op de benen is, en dan een bijna net zo, zo niet nog ellenlangere afdaling, met een net zo, zo niet nóg grotere aanslag. Gelukkig is het nog vroeg in de race, niet wetende dat dit de rode draad van de dag zou zijn. Of moet ik zeggen nacht. De eerste twee uur is het nog licht en mijn bil voel ik wel maar belemmert me niet met lopen. Het gaat lekker en de 6 km per uur gaan goed. Dan wordt het donker. Ik probeer het zo lang mogelijk uit te stellen maar dan is het niet meer te doen in het bos en moet het lampje op. Wat volgt is twee uur lang ellenlange klimmetjes en de bijna net zo ellenlange zo niet ellenlangere afdalingen in een relatief saai landschap. Het is donker dus je ziet weinig en de wegen door het bos zijn nagenoeg allemaal hetzelfde. Bovendien rommelen mijn darmen aan alle kanten en heb ik last van krampjes tijdens het afdalen. Ergens heb ik Frank een paar zakdoekjes afgetroggeld in het voorbijgaan maar ik probeer het uit te stellen.
Ik loop over een brug bij een camping als een man voor mij ineens stilstaat. De beste man heeft kramp en het ziet er niet goed uit. Hij loopt dan ook aardig te vloeken maar ik moet door. Daarna loop ik langs een riviertje door het bos en zie een rood lampje voor me. Dat zijn de momenten waarop ik gemotiveerd ben, want lampjes voor me betekent dat ik niet moederziel alleen achteraan loop en ik heb iets om in te halen. Als dat lukt en de jongen aan het kreunen en steunen is geef ik aan dat de verzorgingspost er bijna is, maar hij vindt 23 km meer dan genoeg. Nou ja, dat moet hij zelf weten. Dan kom ik eindelijk bij de verzorgingspost waar ook nog een behoorlijk aantal mensen van de 200 km zitten. Dat had ik niet verwacht. Frank ligt uitgebreid op de grond te relaxen en Sandy komt me een stukje eclair brengen dat ze speciaal voor mij bewaard heeft. Wat worden we toch weer goed verzorgd en ik blijf langer hangen dan ik oorspronkelijk van plan was. Het scheelt dat de cut off ook 20 minuten langer is dan ik dacht.
Hoe dan ook, uiteindelijk ga ik weer op pad, Frank is nog binnen. Het duurt niet lang voordat hij me weer inhaalt. De afstand naar de volgende verzorgingspost is ‘maar’ 15 km. De ellenlange klimmetjes en de bijna net zo ellenlange zo niet ellenlangere afdalingen in het saaie landschap zijn er niet minder om, en de enige afleiding die ik heb is een paar ogen die me aanstaren als ik mijn lamp in een open graanveld schijn. Ik kan echter niet zien of het een ree, een vos of gewoon een kat is dus ik laat mijn fantasie maar de vrije loop. Dat en het feit dat mijn darmen blijven pruttelen en na twee pogingen laat ik een stukje van mezelf in het bos in Luxemburg achter. Gelukkig had ik twee zakdoekjes van Frank gepikt. Dat lucht op. Mijn onwillige bil krijgt daarnaast de kans niet om vervelend te doen. Hij wordt volledig overgeschreeuwd door kuiten, bovenbenen, rug, schouders, nek en voeten. Maar vooral door een spier in mijn rechterbovenbeen. Als dat niet wegtrekt wordt het een kort rondje maar vooralsnog zit het probleem vooral omhoog.
Zo kom ik toch bij de 38 km waar ik opnieuw Frank tref maar ook Marcel, het volgende slachtoffer van de GE. Ik maak mijn shit in orde en eet een kopje soep. Mijn benen, wat zeg ik, mijn hele lijf voelt als een rijpe puist op het punt om te ontploffen. Jantine en Rachel bieden me vloeibare magnesium aan die ik dankbaar aanneem. We hadden het vrijdag geprobeerd te kopen maar konden het nergens vinden. Frank gaat nu eerder weg dan ik en ik probeer ook niet te lang te blijven hangen. Door het opladen van mijn klokje zwabbert hij er 2 km bij dus daar moet ik rekening mee houden. Nog even plassen en dan duik ik de nacht weer in. Ik heb een uur speling maar moet weer 24 km naar de 62 km. Ik zoek even de weg als Frank ineens aan komt lopen. Die was verkeerd gelopen en haakt nu bij mij aan om samen opnieuw aan ellenlange klimmetjes en bijna net zo ellenlange zo niet ellenlangere afdalingen in het saaie landschap te beginnen. Als afwisseling krijgen we nu ook smalle richeltjes langs het ravijn met rotsblokken, omhoog én omlaag, Ourthevallei waardig. Overdag moet het hier mooi zijn, ‘s nachts zien we er weinig van en vorderen we maar langzaam. We lopen haasje over met een paar anderen maar het is goed uitkijken en als ik op een gladde steen stap val ik voor de verandering eens op mijn linkerzij in plaats van rechts. Gelukkig blijft de schade beperkt tot de schrik.
De ellenlange klimmetjes en bijna net zo ellenlange zo niet ellenlangere afdalingen in het saaie landschap beginnen hun tol te eisen. Het moraal ligt ergens op de bodem van de rivier die we af en toe passeren, en de vermoeidheid bereikt een nieuw hoogtepunt. Het zijn nog niet eens de hoogtemeters maar de manier waarop. Ok, ook de hoogtemeters, dit is niet te doen, in elk geval niet voor ons gewone stervelingen. En ook al stappen we dapper door, de kilometers duren steeds langer. Als we eindelijk weer eens boven aan een klim zijn en een stukje asfalt kruisen zitten we rond de 50 km en geeft Frank er de brui aan. Hij wil bellen om opgehaald te worden. Ik wil in elk geval doorlopen tot de volgende verzorgingspost en zie dan wel verder. Frank raakt dolenthousiast (not) en besluit dan toch tot daar met me mee te lopen ware het niet dat een andere loper ons tegemoet komt met de boodschap dat hij er uit gaat en al gebeld heeft om opgehaald te worden. Die verleiding is te groot. Ik pik Frank zijn cola in, want stiekem heb ik meer gedronken of minder bijgevuld dan ik dacht en ben bijna leeg. We geven elkaar een kus en als strangers in the night gaan we elk onze weg in tegengestelde richting.
En dan gaat het regenen. Met bakken uit de hemel kan ik nog net mijn jasje pakken en aantrekken. Wat volgt zijn ellenlange…, enfin, you catch the drift, maar dan met regen. Als afwisseling krijg ik die eerder smalle richeltjes langs het ravijn met rotsblokken, maar dan spekglad door de regen. Die waait dan wel weer over maar heeft zijn vernietigende werk al gedaan. Dapper wandel ik door als ik ineens een vuursalamander op mijn pad zie. Die moet op de foto. Ik kom er nog meer tegen en tel er vijf. Ook kom ik langs een bankje die recht tegen een soort menhirachtige rots tussen twee bomen aankijkt. Ik zei al, overdag zal het hier best mooi zijn. Ik begin nu ook mijn voeten te voelen en mijn grote vrienden de blaren hebben zich gemeld. De pijnlijke tenen van het afdalen had ik een paar uur geleden al. Op de een of andere manier kan ik niet in mijn nachtelijke flow komen. Normaal gesproken vind ik het superleuk om ‘s nachts te lopen maar dit is gewoon écht niet leuk meer. Ik ben alleen maar bezig met overleven.
Tegen de tijd dat ik alleen nog maar langzaam kan wandelen en de vraag is of ik überhaupt de cut off op 62 km ga halen app ik Frank dat ik op de 62 km ook ga stoppen. Misschien haal ik de cut off en kan ik de volgende 14 km tot 76 km ook nog halen, maar daarna is het nog 27 km met meer van hetzelfde. Dat ga ik gewoon niet doen. Nog 6 km dus. Frank appt terug dat de laatste 5 km tot aan de verzorgingspost levensgevaarlijk zijn met spekgladde rotsen begroeid met mos en raad me aan om eerder opgepikt te worden. Aangezien ik nog meer op het programma heb staan de komende 4 weken (Tunnelrun, Breweryrun, Pegasustrail, halve van Urk en de Amsterdam marathon) en doorlopen me niks gaat brengen bel ik als ik bij een station ben. Niet alleen een herkenbare plek maar ik heb dan 56 km op de klok wat ik een prima afstand vindt en precies op dat moment begint het weer te zeikregenen en kan ik gelukkig schuilen in een fietshok.
Na een kwartiertje word ik opgehaald en naar de verzorgingspost gebracht waar Frank op me wacht. Daar moeten we nog langer wachten om uiteindelijk twee uur later opgehaald te worden om terug naar Clervaux gebracht te worden. De verzorgingspost is dan al gesloten. In de tussentijd heb ik droge kleren aan getrokken, schoenen gewisseld en de tape van mijn voeten getrokken, niet geheel zonder schade door een los velletje en het feit dat mijn zool zo zacht als een weekdier is. Terug in Clervaux zit René, het laatste slachtoffer dat uitgestapt is en is Olav de enige van de bende die een medaille ophaalt vandaag. We blijven echter niet hangen en rijden lekker terug naar huis waar we de zooi opruimen, douchen, een uurtje slapen en daarna lekker Chinees halen en op de bank hangen. Nooit eerder vind ik het totaal niet erg dat ik uitgestapt ben. The Great Escape was nét een hoogtemeter te veel. Nu focussen op de komende evenementjes en dan nog één keer een poging wagen op de 200 km in december bij de Bello. Daarna ga ik maar eens serieus nadenken over wat ik aankan maar vooral ook wat ik nog leuk vind.
Want uiteindelijk doen we het daar voor toch, voor de lol?
0 reacties