Als je op de weg loopt heb je een paar soorten ondergrond. Asfalt is de meest bekende voor bijvoorbeeld een marathon, maar je hebt ook nog stoeptegels, kinderkopjes of straatstenen en natuurlijk kan je op een atletiekbaan lopen, het tartan. Als je gaat trailen krijg je ook te maken met diverse ondergronden, en dat zijn er een paar meer dan op de weg. Iedere soort ondergrond heeft zijn eigen eigenaardigheden. Daarbij zijn weersomstandigheden ook in sommige gevallen van invloed. Officieel is de ondergrond dan niet anders, maar de manier waarop het zich gedraagt ten aanzien van jouw loopje wel. Laten we het eens bekijken.
Bosgrond. Dit is één van mijn favoriete ondergronden. Lekker zacht verend hobbel je door het bos over aarde, af en toe een stukje mos, takjes knappen onder je voeten, en in de herfst ligt er vaak een prachtig mooi en zacht tapijt van bladeren. Daar zit vaak dan ook de angel, want onder dat tapijt van bladeren kan je niet zien wat er ligt. En dat kan zo maar een gat in de grond, een grote steen of een boomwortel zijn. Verdere uitdagingen zijn losse takken, die altijd de neiging hebben om zich tussen je voeten te deponeren waardoor je struikelt over je eigen voeten. Eikeltjes zijn vaak te klein om impact te hebben, maar die boomwortels steken altijd net een extra halve centimeter uit op het moment dat jij je voet daar neerzet waardoor je met de punt van je schoen er nét achter blijft haken. Remedie is dus je voeten goed optillen. Wil je het extra spannend maken, pak dan een single track variant.
De single tracks, heidevariant. Meestal een zandpad, soms hard, soms zacht, maar vooral met het kenmerk dat ze vaak net te smal zijn om je voeten lekker neer te kunnen zetten. De hei aan de zijkanten vormen hier de extra uitdaging want meestal tikt die tegen je benen aan. Vooral erg fijn als het net geregend heeft. Natte poten gegarandeerd. Remedie, geen.
Over zand gesproken, de zandvlakte, zandpaden, het strand of de duinen, al dan niet in combinatie met hoogteverschil. Lekker voor de kuitjes en ideaal om je schoenen vol met zand te vullen. Dit dwingt je om elke kilometer je schoenen uit te doen en het zand er uit te gooien. Om er vervolgens achter te komen dat het zand niet in je schoenen zit maar in je sokken. De enige remedie zijn zogeheten gaiters, een soort beschermhoesjes die je over je schoenen doet om zand te weren. Let op, het zand komt niet alleen via je voeten er in, maar ook via de gaatjes van je schoenen. By the way, ik haat zand.
Wat ik net zo veel, zo niet meer haat dan zand is gras. Ik heb niet voor niets de bijnaam ‘Graskia’ gekregen. Om te beginnen ben ik allergisch voor gras, letterlijk. Overigens niet voor het gewone gras, maar wel voor het hoge gras met van die pluimen er aan. Het gewone gras is gewoon kwalitatief uitermate teleurstellend om in te lopen vanwege graspollen. Bovendien heb ik een hekel aan natte voeten, en als het geregend heeft of als je vroeg in de ochtend loopt en er is nog dauw aanwezig zorgt gras per definitie voor natte sokken. Ik ken er dan ook maar één remedie tegen. Niet over gras lopen. De ultieme formule voor een donderwolk boven mijn hoofd? Een grasoever van een riviertje of beekje. Mét brandnetels.
Eens kijken, wat hebben we nog meer. Grindwegen. Kom je veel in het buitenland tegen en prima te lopen. Knarst een beetje onder je voeten maar lijkt qua lopen het meest op asfalt. Behalve dan dat er grind op ligt. Beetje oppassen als het steil omhoog of omlaag loopt dat je niet wegglijdt maar voor de rest niks spannend. Het wordt pas spannend als er op diezelfde grindweg losse stenen of keien liggen. Dan schiet het verzwikken van een enkel gevaar van nul naar honderd. Zeer verraderlijk want je denkt dat het een lekkere weg is om bijvoorbeeld naar beneden te rennen maar voor je het weet sta je op de punt van een kei of een losse steen en floep, daar lig je dan, huilend om je mammie. Remedie, langzaam lopen of verdomd goed uit je doppen kijken waar je je voeten neerzet.
Naast de standaard ondergronden heb je nog een aantal varianten. Zo kan een aardepad of zandpad een extra dimensie krijgen als het bijvoorbeeld hard geregend heeft. Dan verandert zo’n pad in een modderpoel of zelfs een zwembad. En modder betekent glijden, helemaal als je een helling op of af moet. Of je route loopt onverhoopt over een militair oefenterrein. Lekker door de geulen van de tanks, die altijd nét te groot zijn om overheen te springen en nét te klein om tussendoor te lopen.
Andere varianten zijn beekjes, waar je niet goed kan zien waar je je voeten op zet en als je pech hebt ook nog stroming hebben, of rivierbeddingen, die vooral erg ongelijke ondergrond hebben met een hoge variatie aan type en grootte keien en stenen. Rotspartijen in de bergen, waar je je kan afvragen of het nog iets met trailen te maken heeft en niet meer iets met klimmen. Soms heb je mazzel en kom je houten vlondertjes tegen, of pech als diezelfde vlonders door regen spekglad geworden zijn. Akkers zijn ook leuk. Een soort mini militair oefenterrein, lekker onregelmatig en gegarandeerde ritmekillers. Moeilijkheidsgraden van alle varianten als er een helling in voorkomt en/of het geregend heeft.
Maar wil je nu echt de ultieme uitdaging? Als je denkt dat je er klaar voor bent? Als je alle soorten overwonnen en onder de knie hebt? Als geen enkel type geheimen meer voor je heeft? Dan daag ik je uit om een rivieroever te pakken, en dan bij voorkeur eentje in de Ardennen, zeg de Ourthe. De Trail des Fantomes is daar een perfecte race voor overigens. Tijdens een loopje langs de rivieroever van de Ourthe krijg je zo’n beetje alle soorten ondergrond voor je kiezen in pak ‘m beet 5 kilometer. Als het geregend heeft met alle varianten er nog bij. En als je dat volbrengt zonder minstens één keer op je, op zijn Rotterdams gezegd, muil te gaan, dan krijg je van mij een diepe buiging. Maar werk eerst maar eens bovenstaande rijtje af.
Welk type heeft jouw voorkeur?
Ik ga ook voor bos. En haat aan #graftakkezand
Bos! Check.