Toen Frank zich in december vorig jaar aanmeldde voor de Biesbosch Crossing Ultra, a.k.a. BCU, gepland mei 2020, kon ik me nauwelijks voorstellen wat het was om 75 km te trailen. Tuurlijk, ik had de Two Oceans gelopen. 56 km over asfalt. 75 km is niet alleen 19 km verder maar trailen is ook nog eens andere koek dan asfalt. Mijn ervaring met trails beperkte zich tot een Smokkelaarstrail, een Trail des Fantômes of een zeer modderige en daardoor chagrijnige Polar Bear. Stuk bij stuk trails waarbij ik steevast na afloop riep: ‘ik ga nooit meer trailen!’ Om het vervolgens toch maar weer te doen omdat het menselijke brein nu eenmaal een bijzonder mechanisme is. Je vergeet de negatieve ervaringen en onthoud alleen hoe leuk het is om samen met Frank op pad te gaan. Zelfs de Grossglockner was van een totaal andere orde.
Mijn enige gedachte was destijds dan ook, ‘Frank doet maar lekker wat hij wil, maar mij niet gezien. Bovendien red ik dat nooit, niet qua afstand, niet qua tijd.’ Die tijd stond toen nog op na 10 uur binnen zijn. Ik wilde er ergens wel deel van uitmaken dus ik gaf me op als vrijwilligster om te helpen. Frank startte zijn trainingen en we liepen samen in januari een Ultratrail waarna ik het zeker wist. Ik ging nooit meer trailen!
Corona gooide roet in het eten van de BCU. Hij werd doorgeschoven naar oktober. 10-10-2020, een prachtdatum voor de niet nader te noemen cijferfetisjisten. Voor Frank meer tijd om te trainen, voor mij een periode waarin ik langzaam aan wat meer aan trailen begon te wennen. Niet uit keuze overigens maar door Corona werden alle asfaltwedstrijden afgelast of verschoven en was trailen een fijne, zo niet de enige, afwisseling van de geijkte rondjes Maasboulevard. En toen begin zomer de regels wat versoepelden gingen de trailwedstrijden wél door.
Zo liepen we als training een aantal lange trails over de Utrechtse Heuvelrug, liepen we de 50 km Krijtlandtrail standje hoogoven en ging ik 1000x dood tijdens de Trail des Fantômes om met nog 2 minuten te gaan na 42 km nét binnen de tijd te finishen. Hmmm, misschien was dat trailen dan toch wel een béétje leuk. Leuk genoeg om ook met Frank mee te gaan op zijn laatste lange training voor de Biesbosch. 60 km over opnieuw de Utrechtse Heuvelrug. Ik schold, vloekte en tierde de eerste 20 km, grumbelde en gromde de tweede 20 km en sprong vrolijk dartelend in het rond tijdens de laatste 20 km. Ik heb het al vaker gezegd, ik ben een diesel.
Na afloop thuis op de bank begon ik me af te vragen of ik in theorie in staat zou zijn die Biesbosch Crossing te lopen. En ik dacht van wel alhoewel de tijd wel een uitdaging zou zijn. Ik zette het weer van me af en ging verder met mijn leven terwijl Frank gestaag doortrainde naar de grote dag. Toen gebeurden er twee hele cruciale dingen ten aanzien van de BCU. Ten eerste bleek de tijdslimiet van 10 uur vervallen te zijn want de mannen van de organisatie wilde gewoon dat iedereen zou finishen. Ten tweede bleek ik drie weken voor aanvang niet noodzakelijk als vrijwilligster. Ik trok de stoute schoenen aan en vroeg aan René, een van de organisatoren, of er niet heel toevallig een afmelder en dus een open plekje was en ik heel misschien in aanmerking mocht komen om in plaats daarvan mee te lopen.
Guess what? Ik kon en mocht meelopen!
Today is that day. D-Day, om maar in de sfeer van de loop te blijven. Want de Biesbosch Crossing Ultra is namelijk niet zo maar een loop. Na de mislukte operatie Market Garden in september 1944 was alleen het zuiden van ons land bevrijd. Nederland boven de rivieren wachtte de hongerwinter. In deze duistere maanden waagden dappere mannen en vrouwen hun leven door ontsnapte geallieerde militairen dwars door de frontlinie naar bevrijd Nederland te brengen. In donkere maanloze nachten voeren zij in hun roeiboten in het diepste geheim langs Duitse wachtposten in de Biesbosch. Op de terugweg namen ze medicijnen en wapens mee naar het bezette gebied. De BCU gaat zoveel mogelijk over de routes van toen. 75 km voor 75 jaar vrijheid. 1 km voor elk jaar. Start in Leerdam, via Vuren, Gorinchem, Werkendam dwars door de Biesbosch en met finish bij het Biesbosch Museum.
Vandaag ga ik als alles goed gaat drie records verbreken. Langste afstand, langste tijd achter elkaar hardlopen en vroegst opstaan om hard te gaan lopen in Nederland. De wekker staat om 4:45 want we worden om 6:15 – 6:30 verwacht bij het Biesbosch Museum waar ook de finish is. Gisteren alles al klaar gelegd en vroeg naar bed gegaan dus we zijn snel klaar om te vertrekken. Het is uiteraard nog donker als we aankomen maar in tegenstelling tot donderdag toen het stormde en zeikte van de regen is het nu droog en helder en geven de halve maan en de sterren voldoende licht. We zijn zeker niet de eersten want het parkeerterrein staat al vol met de auto’s van de ongeveer 30 deelnemers, inclusief onszelf. Uiteraard lopen Olav en Leonie ook mee en ik zie minstens 3 andere RMD-ers en 2 RRC leaders of the pack. Het is fris en ik slaap nog half maar we kunnen gelukkig wel lachen.
Om 6:45 vertrekt de bus richting Leerdam. We worden afgevinkt bij het instappen en doen braaf ons mondkapje op, want we zijn wel Coronaproof. Onderweg krijgen we ons startpakket met uitleg. Een shirt, twee startnummers voor op onze broek en achter op ons vest, een bagagelabeltje en een stempelkaart voor bij de Verzorgingsposten. Elk startnummer heeft zijn eigen verhaal en vertegenwoordigt een jaartal tussen 1945 en 2020. Ik heb nummer 2002, niet alleen weer heerlijk aansluitend op mijn fetisj, maar ook het jaar van de eerste politieke moord in Nederland sinds de bevrijding, de moord op Pim Fortuyn. Omdat me dat toen best wel aangegrepen heeft vind ik het mooi dat ik als een soort eerbetoon aan hem met dit nummer mag lopen.
Frank heeft nummer 1980, het jaar van de kroning van koningin Beatrix en de ongekende rellen die daar mee gepaard gingen onder het motto ‘geen woning, geen kroning’. Weer een duidelijk teken van de tijd en energie die René en Christiaan in de organisatie hebben gestoken en het bijzondere karakter van de run. En stuk voor stuk momenten waarop ik me weer realiseer hoe bevoorrecht ik ben dat ik mee mag lopen.
Na een uurtje zijn we in Leerdam en staan we bij het Oorlogsmonument waar de start is. Iedereen maakt zich klaar en rond 8:00 krijgen we een speech van Christiaan, daarna van de wethouder van Leerdam, houden we een minuut stilte en wordt het Wilhelmus gespeeld op de trompet. Dan telt Christiaan af en beginnen we onder de rook van een paar fakkels onze tocht. Het is niet alleen droog, er schijnt een prachtig zonnetje!
We starten een beetje achteraan en lopen vrijwel gelijk over het gras achter een aantal gebouwen langs. Na 3,5 km hebben ons eerste trekpontje. De eerste groep is er al overheen, wij zijn als tweede groep met een man/vrouw 7 of 8 en terwijl de mannen aan de touwen trekken geniet ik van het mooie uitzicht. Twijfelde ik gisteren of ik mijn zonnebril mee zou nemen, had ik dat makkelijk kunnen doen. De zon schijnt prachtig over het veld. Wat nou hel en verdoemenis? Waar dan regen en wind? We hebben weer mazzel maar stiekem weet ik wel dat we er waarschijnlijk ergens gedurende de dag mee te maken gaan krijgen. De meldingen op mijn telefoon van de Buienalarm die nog op Rotterdam staat maken overuren.
We vervolgen onze weg en lopen voornamelijk op met Olav, Leonie, Ketura en Elsa. We maken lekker tempo, zeker op de stukken asfalt, en ik verbaas me er iedere keer weer over hoe snel de eerste 5 km alweer voorbij zijn. ‘Dit rondje nog maar 14x!’, roep ik gekscherend. Ook de 10 km duurt niet lang maar we zijn al minimaal twee keer fout gelopen en mijn maag begint ook al te knorren, teken dat er brandstof naar binnen moet. Ik hou het vol tot 12 km, als we bij Fort Asperen en de sluis van de Linge zijn. Ons groepje loopt door, Frank en ik gaan wandelen terwijl ik een half pakje Sultana’s wegknaag. Resultaat is dat we daarna met z’n tweeën lopen.
Dat duurt niet lang. In onze nabijheid lopen Johan, voor wie dit de 100ste marathon of meer is en Marcel, voor wie dit de eerste ultra is en nooit verder dan 30 km gelopen heeft. We lopen het stuk tot aan de eerste verzorgingspost op met Marcel. Daar krijgen we niet alleen een kruisje op onze stempelkaart, maar ook Heukelumse krakelingen en een heerlijk zakje zoute chips. Naast uiteraard allerlei andere vormen van trailvoedsel dat beschikbaar is. Menno en Erwin, de helden die de EHBO verzorgen en op diverse plekken langs het parcours staan, zijn er ook.
Na de VP lopen we met zijn vieren ruim 4 km verder naar het volgende trekpontje. Maximaal 4 personen dus het past precies. Natuurlijk laat ik de mannen het werk weer doen. Mijn moeder zei vroeger altijd, ‘wie voor me werkt is mijn slaaf’, en ik heb geen enkele moeite met op gezette tijden de traditionele rolverdeling in stand te houden. Eenmaal voorbij het pontje lopen we langs een soort van laantje met bomen en krijgen we de eerste echte regenbui. We zitten dan op 27,5 km. Het zat er al een beetje aan te komen en nog heel even heb ik de illusie dat de druppels die ik voel slechts verdwaald zijn. Helaas, er volgt een stortbuitje. Genoeg voor Frank om zijn jasje aan te doen maar gelukkig voor mij duurt het niet lang wat mijn jasje zit in mijn dropbag. En die ligt op 40 km.
We rennen vrolijk verder en binnen no time ben ik ook eigenlijk al weer droog. Wat volgt is een stuk door een bos met houten planken. Planken die daar neergelegd zijn door een ijverige ambtenaar die daar zelf nooit wandelt, laat staan hardloopt, want door de regen zijn ze spekglad. Oppassen dus, voor je het weet ‘lig je op je muil’. Of erger, glij je uit en maak je een ongewenste spagaat of zo. We tellen door, 31, 32, 33 km. Hé, wat zien we daar? Zijn dat lopers van de BCU?
Verrek, voor ons lopen inderdaad 3 BCU lopers die we toch weer ingehaald hebben. Ook Menno en Erwin, die een stukje verderop staan, is het opgevallen. Sorry, we doen het niet express. We steken de A15 over en weer een kilometer verder lopen we door weilanden met bomenplantages. Ik kan niet goed zien wat er in hangt, maar halen wel Ketura in die het zwaar heeft en zien even later Olav, Leonie en Elsa lopen. Ook daar komen we weer bij en we gaan met elkaar verder. Leonie is uitgegleden en heeft haar heupspier overstrekt. Dat doet zeer maar ze zet de tanden op elkaar en loopt door. Over bikkels gesproken.
Wel een stuk gezelliger zo. We hobbelen al kakelend langs bunkers en monumenten richting Vuren waar de tweede verzorgingspost is, bij Fort Vuren. Daar hebben we de luxe van de dropbags waar ik mijn klokje preventief kan opladen, zoute stengels heb, voorraden aan kan vullen en mijn jasje aan Menno mee kan geven mocht ik die onderweg toch nodig hebben. Frank trekt zelfs droge sokken en schoenen aan. We blijven ongeveer een half uurtje hangen en na toch nog even gebruik gemaakt te hebben van de WC vertrekken we zo’n beetje als laatsten.
Het is raar, we hebben een marathon gelopen, maar we zitten pas op de helft. Toch ben ik meer bezig met wat nog voor me ligt dan met wat ik al gedaan heb. Qua tempo gaat het goed, we zijn vijf uur onderweg. Voor mijn gevoel zijn we wel iets te lang blijven hangen bij de post, maar goed. De volgende vijf kilometer brengt ons over dijken, gras, asfalt en een stukje strand naar de eerste echte Crossing. We zijn in de haven van Gorinchem, maken een foto bij een standbeeld van een man met een zalm en kijken vol verwachting naar de veerboten. Maar nee, we moeten een stukje verder tot we bij een klein strandje zijn waar twee kleine motorbootjes liggen, klaar om ons naar de overkant te varen.
Hadden we al hulde gebracht aan de vrijwilligers? Niet alleen de EHBO en de mensen van de verzorgingsposten, maar ook de schippers die ons de hele dag heen en weer varen. Ook nu gaat Coronaproof het mondkapje op en 5 minuten later staan we aan de overkant. We lopen langs de oever en krijgen een stuk met strand. Fijn, lekker zand. Weer eens wat anders dan asfalt en gras. De buitjes hebben ons ook gevonden en de dame en heer worstelen met jasje aan, jasje uit, jasje aan. Aangezien mijn jasje in de auto van Menno ligt heb ik die keuzestress niet. Gewoon, geen jasje. Frank kijkt afkeurend maar ik heb het niet koud.
We steken een weg over richting de 50 km en krijgen 2 km graspollen. Ik hou niet van trailen, ik mopper bij mul zand, ik vloek en tier bij heuvel op, ik chagrijn bij modder en ik zucht bij waterplassen. Maar ik heb echt een bloedhekel aan graspollen! Maar geen haar op mijn hoofd die er aan denkt om boven aan de dijk over het asfalt te gaan lopen. Ik doe niet aan valsspelen. Dus tanden op elkaar en gaan, ook als ik ver achter op de rest raak. Ik vertrouw er maar op dat ze op me wachten aan het eind. Dat eind komt, altijd. Nog een keer Menno en Erwin en aangezien zij nu rechtstreeks naar de finish gaan neem ik toch mijn jasje maar mee. Je weet maar nooit.
Weer een kilometer graspollen en dan is het even zoeken omdat we blijkbaar over wat hekken moeten klimmen om onze route te vervolgen. Weer een lekker buitje, een stuk weiland, wat zand, een paar koeien en jonge stieren en als toetje nog 2 km graspollen. Ik verzin ter plekke een nieuw woord. ‘Pleurisgras’! Als troost volgt een lange dijk waar we wel lekker op kunnen lopen. Nog 2 km en dan hebben we alweer de laatste verzorgingspost. Ondertussen hebben de ‘buitjes’ plaats gemaakt voor een bui. Een hele lange, constante, zeikerige bui. Je weet wel, zo een waarvan je denkt: ‘Shit, nu is de zondvloed écht begonnen!’
Bij de verzorgingspost moeten we noodgedwongen onder een zeil zitten, zo hard als dat het regent. We eten wat en drinken wat en komen heel even bij. Frank verbaast zich over het feit dat ik het nog steeds niet koud heb. Ik weet het niet, op de een of andere manier deert mij de buitentemperatuur niet zo als ik aan het lopen ben. Warmte niet en kou ook niet. Hij adviseert met klem dat ik mijn jasje aan doe en ergens in mijn achterhoofd denk ik dat hij misschien wel een punt heeft. Ik sputter dan ook maar een beetje tegen, ben uiteindelijk niet eigenwijs en trek hem aan. En dan is het tijd om weer te gaan, niet in de laatste plaats omdat men aan het afkoelen is. We zijn met z’n vijven nu, ik, Frank, Olav, Leonie en Elsa.
Nog 18 km te gaan in de nog steeds stromende regen, al 57 km op de teller. Dat is gewoon al een ultra! We gaan de Biesbosch in en lopen over geasfalteerde paden met hier en daar een brug. Het doet me een beetje denken aan het Zuiderpark. Omdat het volledig open veld is voelen we niet alleen de zeikregen maar ook de harde wind. Het uitzonderlijke moment dat ik Frank in gedachten gelijk geef en blij ben dat ik mijn jasje aan heb. In gedachten hé, zeggen we natuurlijk niet hardop. We blijven wat achter op de rest en staan er al gauw alleen voor. Nou ja, alleen… Gelukkig hebben we elkaar nog, je zou dit maar helemaal in je eentje moeten doen.
Gek genoeg voel ik ergens wel een masochistisch genoegen om zo in dit weer te moeten zwoegen. Dit is voor mij de essentie van puur hardlopen. Ik kom dan in een soort van trance waar ik helemaal nergens meer aan denk en alleen maar ben. Gewoon. Lopen. Zijn. De enige stoorzender is het liedje dat al sinds de Crossing in Gorinchem in mijn hoofd blijft plakken. ‘Schipper mag ik overvaren ja of nee…’ Zucht. Een irritante oorwurm die ik met ABBA en AC/DC, iets anders kan ik niet verzinnen, zinloos probeer te verdrijven.
Frank heeft hier duidelijk zijn dipje. Bij 61 km moeten we nog even door een poeltje waar ik tot halverwege mijn scheenbeen in het water sta en dan lopen we weer door gras en aarde. Aarde die door de hevige regenval omgetoverd is tot een oneindige modderweg. Fijn, dat hadden we nog niet gehad. Maar ik bedenk me dat de mannen en vrouwen die destijds deze route liepen ook niks te kiezen hadden én we hebben inmiddels verder gelopen dan dat we ooit gedaan hebben. Doorgaan, we zullen doorgaan, tot het einde in zicht is…
Ik ben nu wel bezig met de kilometers die ons nog resten en onder mijn jasje begin ik langzaam aan af te tellen elke keer dat ik mijn horloge voel trillen dat we er weer een kilometer op hebben zitten. Opluchting als ik 65 km tel, nog maar 10 km. Een ‘rondje bos’. Daar waar die vervelende vent altijd staat. Die hebben we nu niet, meer een peloton saboterende kabouters die volcontinue aan je poten staan te zagen. Je hebt het niet in de gaten totdat je ineens denkt: ‘Hé, ik voel pijn, vermoeidheid, uitputting… Where did that came from?’
Er staat me iets bij dat we op 67 km weer een Crossing met een bootje hebben en ik zie door de regen een stukje verderop een verlaten bestelbusje staan. Instinctief weet ik dat het van de BCU is en inderdaad staan Peter en Jessica van de RRC daar ons op te wachten als checkpoint. We moeten nog ruim een kilometer lopen om vervolgens door het dichte riet te struinen en te zoeken naar het bootje. Het ultieme smokkelaarsgevoel en ik vraag me minimaal drie keer af of het wel klopt. Maar het klopt en we vinden het bootje dat ons weer naar de overkant brengt. Ook nu weer respect voor de schipper die daar de hele dag, en ook nu in de stromende regen, de lopers overvaart.
Van daar uit is het nog maar klein stukje tot aan de parkeerplaats. Dat is het moment waarop ik zie dat mijn klokje op 4% staat. In de regen probeer ik hem aan de powerbank te hangen maar er gaat iets mis. Hij laadt wel op maar stopt mijn lopende activiteit. Bummer. 69 km en ik krijg hem niet meer aan de praat. Dan laat ik hem maar uit en zet de Runkeeper aan, dan kan ik de twee stukken later koppelen.
Als we bijna bij de parkeerplaats staan horen we al wat mensen joelen en juichen. Het zijn Linda, Bart, Marilene, Ysbrand, Ronald en Patries die ons in diezelfde stromende regen staan op te wachten om ons aan te moedigen. Ik moet janken en voel me zo gezegend met zo’n fantastisch stel vrienden. Maar we zijn nog niet klaar en moeten nog 6 km dus ik verman me. Even een snelle knuffel en high five, ze lopen een stukje mee naar de parkeerplaats waar ook de mannen van de organisatie staan om ons groen licht te geven voor het laatste rondje.
Daar heb ik nou geen seconde bij stil gestaan en realiseer me nu waarom er oorspronkelijk een cut off time was. Als het te laat wordt dan wordt het te donker om nog door de Biesbosch te rennen én we moeten nog een keer met de boot. Maar we hebben nog een uur en mogen door. We krijgen de instructie om tegen de schipper te zeggen dat we de laatsten zijn en duiken het struikgewas in. Na ongeveer een kilometer de laatste Crossing. Aan de overkant moeten we een hoge kade op klimmen. Een hele uitdaging als je er al 71 kilometer op hebt zitten maar met vereende krachten lukt het. Daarna volgen 3 zware kilometers van afwisselend rennen en even uitblazen.
Als we de een na laatste kilometer ingaan komen we ineens Olav en Leonie weer tegen. Leonie heeft nu écht last van haar heup maar samen trekken we elkaar er doorheen. De behoefte om Olav op zijn neus te stompen als hij vrolijk voor ons dartelend de honderden meters aftelt geeft voldoende energie om door te lopen en dan zijn daar eindelijk de verlossende laatste honderd meter. We lopen tussen twee hagen door en ik weet niet of dat bewust gedaan is maar het voelt als een erehaag met aan het einde de liefste vrienden die je je kan wensen. Ik pers er nog een klein triomfantelijk vreugdedansje uit als we na 10 uur, 57 minuten en 45 seconden de finish hebben bereikt en 77 km op de teller hebben staan!
Knuffels. High fives. Bier en cola. Een huldiging. Een knoert van een medaille. Foto’s. Een herinneringsspeldje. Maar vooral een ervaring om nooit te vergeten! Met innige dank aan de organisatie René Bleuanus en Christiaan Diem, de EHBO Menno Been en Erwin Teitler, de vrijwilligers bij de verzorgingsposten Peter Smulbeer, Jessica Kleijheeg en de anderen wiens naam ik niet ken, de schippers die ons overgevaren hebben, alle anderen die bijgedragen hebben aan het totstandkomen van deze run, mijn masseuse Brigitte van Massagestudio Los, mijn fysiotherapeute Brigitte van Tenwolde Fysiotherapie (zonder wie ik waarschijnlijk niet eens aan de start had kunnen staan) en niet te vergeten mijn medelopers die steun en gezelligheid hebben geboden onderweg. En vooral mijn persoonlijke kanjer Frank. Dit was oorspronkelijk zijn run, en ik ben bevoorrecht dat ik dit met hem samen mee mocht en kon doen.
We nailed it! Big time! The end! Or is it?