Halve marathon Barendrecht

En echte wedstrijd. Met alles er op en er aan. Startnummer, startvak, lopen, verzorgingsposten, foto’s en een medaille bij de finish. Ik kan me niet heugen wanneer de laatste keer is geweest. De Lansingerlandrun was al meer dan een jaar geleden en was toch nog niet helemaal als vanouds. Daarvoor moeten we echt terug naar de CPC van maart 2020. Daarover gesproken. Eerlijk is eerlijk. Eigenlijk zouden we die vandaag lopen, maar gezien de omvang van het evenement en het tijdstip van het versoepelen van de maatregelen is hij toch weer doorgeschoven naar waar hij hoort, namelijk in maart. Een geluk bij een ongeluk want baalden we al dat het allemaal op dezelfde dag viel, 30 seconden na het bericht schreven we in in Barendrecht. En ook al heet het officieel ‘de Halve’, lopen we natuurlijk gewoon de dertig.

Wat vooraf ging. Staat mijn 50ste verjaardag nog ergens in de planning, is die kale aanstaande maandag jarig en dat mogen we nu gewoon vieren. Dus op zaterdag een borreltje met een hapje voor een paar vrienden. Supergezellig, maar opwinding, onregelmatig eten en te veel cola kan dit ouwe wijf niet meer hebben. Dus zit ik rond een uur of één rechtop in mijn bed en daarna een uur lang op de wc om al die opwinding weer mijn lijf uit te krijgen. Als alles weer tot rust komt duik ik weer in bed. Ik heb nog tijd tot 7:00 als de wekker gaat omdat ik beloofd heb om te helpen. Frank merkt er niks van, die heeft zijn eigen sores. Minstens vier muggen, zo blijkt de volgende ochtend, hebben het op hem voorzien. Helaas ben ik collateral damage want door al Frank zijn pogingen ze weg te jagen en het krabben aan de bulten opgeleukt door gesnurk vanwege wat snottebellen in zijn neus kom ik de resterende vijf uur ook niet aan slaap toe.

Brak sta ik op en na het ochtendritueel van een doordeweekse hardloopzondag rijden we richting Barendrecht waar we lekker aan de bak mogen. Medailles uitpakken. Het is pas 9:00 maar nu al warm. Dat belooft wat voor straks. Als alle medailles uitgepakt zijn ga ik nog even helpen bij Ellen op het secretariaat. Tevens is het heerlijk om iedereen weer te zien. Het groene leger is weer paraat om de wegen van Barendrecht onveilig te maken. Ik ben daardoor met van alles bezig, behalve met de wedstrijd. Niet dat ik van plan ben om het als een wedstrijd te zien, maar toch. 

Om 10:45 loop ik langzaam aan naar het startvak. Zoveel bekende gezichten en dito korte praatjes. ‘Hoe is het?’, en ‘Leuk je weer te zien!’. En natuurlijk een startvakselfie met iedereen die op dat moment in de buurt is. Onder de gezelligheid merk ik dat ik wel moe ben, maar zoals gewoonlijk zien we wel waar het schip strand. Mijn muziek gaat in elk geval gelijk aan en de route staat op mijn klokje. Ik heb een beetje last van keuzestress. Met wie ga ik starten, bij wie haak ik aan? Uiteindelijk sta ik ergens bij Frank, Linda en Marilene en een paar anderen. Dan mogen we van start. 

Het is weer even wennen. De vele lopers en daarmee het inhouden op de soms wat smallere stukken. Dat is toch anders dan een trailtje met maximaal 50 man. Ik moet echt weer even zoeken naar mijn ruimte en daarmee mijn pas. Soms even inhouden, soms even versnellen om ergens voorbij te gaan. Bovendien heb ik een beetje last van mijn maag, waarschijnlijk nog van gisteren. Ik loop desondanks lekker met Linda op. Frank is dan al een aantal meters verderop en verlies ik al gauw uit het oog. Ik voel nu al aan mijn lijf dat ik dit tempo geen 30 km vol ga houden. Ook niet wil houden. Nee dat is niet waar, ik zou het wel willen, maar aangezien ik de laatste tijd steeds luier word heb ik er geen zin meer in. Bovendien is het warm. Ik besluit 5 km mee te lopen op dit tempo en daarna laat ik me wel zakken voor de rest.

Bij 3 km draaien we de polder in. Met een schuin oog kijk ik naar de omgeving en natuurlijk kijk ik uit naar Evert Buitendijk, die hier ergens foto’s aan het maken is. Dan zie ik hem zitten en stoot Linda aan: ‘Lin! Evert op links! Kom!’. We schuiven een beetje naar links en maken een hartje voor Evert. Als ik dan ergens dood neerval heb ik in elk geval een leuke foto. Zo rennen we naar de 5 km en de eerste verzorgingspost. Die bevindt zich bij een kinderboerderij en de ezeltjes langs de kant die met ons meerennen zijn té schattig. Fotomateriaal bij uitstek, en tenslotte moet het toch ook leuk zijn. Het kost even wat moeite want ze rennen van hot naar her. Linda blijf braaf wachten maar ik zeg dat ze moet gaan want ik ga sowieso afzakken hierna.

Ik neem mijn tijd voor foto’s maar ook voor drinken en afspoelen. Bovendien wil ik de bekertjes netjes in de prullenbak achterlaten. Enigszins verkwikt ren ik weer verder. Zo kom ik bij de 7 km en de splitsing tussen de halve en de 30 km. Oh ja, dit is het lusje wat ik op de kaart gezien heb. Wat ik dan nog niet weet omdat ik dat niet goed gezien heb, is dat het lusje waarvan ik denk dat het een kilometer of 3 is, minstens 9 km is, en dat is maar goed ook. Soms moet je niet alles van tevoren weten. Ik begin het zwaarder te krijgen. Mijn maag blijft protesteren, het is warm en de weg is lang en met weinig afleiding. Toch moet ik straks wat eten. Ik besluit te wachten tot de verzorgingspost op 10 km.

Dan komen de eerste lopers me tegemoet lopen. Volgens mijn klokje moet ik nog bijna 2 km voordat ik naar links moet afbuigen, dus ik heb nog even te gaan voordat ik weer op het punt ben waar de eerste loper mij nu passeert. De verzorgingspost staat op ongeveer 11 km en in de verte zie ik Claudia met een bekertje water staan en daar achter Diana en Simcha. Het geeft even een oppepper en vrolijk vlieg ik ze in de armen. Daarna even rustig water drinken en toch weer verder. Omdat ik een lekker nummer in mijn oren heb wacht ik nog even met eten. Dat wordt uiteindelijk op de 12 km. Ik heb van de week twee gelletjes gekregen dus mijn krenterige ik heeft ze maar meegenomen. 

Ik maak hem open en eet hem op en weet gelijk weer waarom ik van de gelletjes afgestapt ben. Ik weet niet wat ik erger vind, mijn plakkerige handen of de weeïge zoete smaak van de gel. Ach, als het zijn werk maar doet. Bovendien als ik er last van krijg maakt het toch niet uit, want last van mijn maag heb ik toch wel. Het lopen begint langzamerhand op worstelen te lijken. De warmte, mijn maag en mijn vermoeidheid beginnen nu toch wel serieuze vormen aan te nemen en ik geef het maar gewoon op. Ik ga wandelen. Ik krijg visioenen van een dijk een paar weken terug toen ik een afstand ruim drie keer zo ver liep, ik mis gelukkig alleen het voortrazende verkeer. In plaats daarvan hebben we de nodige fietsers, de meesten gelukkig positief gestemd. Ik verbaas me dat ze mijn naam weten tot ik me realiseer dat deze natuurlijk groot afgedrukt op de achterkant van mijn shirt staat. Silly me!

Ik heb dorst en de zoete gel maakt het niet veel beter. Ik had zelf wat water mee moeten nemen voor deze situatie maar daar is het nu te laat voor. Dan maar hopen dat de volgende verzorgingspost snel komt. Ik ben me vaag bewust van de omgeving. Een paar meiden op paarden (ooooh, zat ik nu maar op een paard), en familie en vrienden aan de BBQ (ooooh, zat ik nu maar aan de BBQ), en zelfs een parkje waar een treintje rijdt (oooh, zat ik nu maar in een treintje dat me rondrijdt). Maar helaas niets van dat alles. Ik loop hier te zwoegen in de warmte en vraag me voor de zoveelste keer af waarom dit ook alweer leuk is. Misschien toch maar een andere hobby zoeken? Bowlen of zo, of darten. Met bier en bitterballen. Maar ik weet dondersgoed waarom ik dit doe. Het zal mijn Spartaanse opvoeding wel zijn (en bedankt mam). Of zoals Frank en ik laatst tot de conclusie kwamen. Wij zijn niet hip, maar we zijn wel cool. Of stoer in dit geval.

Al mijmerend, zwoegend en ergens ook vloekend en tierend werk ik mezelf voorbij de 15 km. Dat is in elk geval over de helft. Maar waar blijft nou die f@&king verzorgingspost? Ik heb inmiddels een paar happen van een of andere chocolate bar, ook een krijgertje en vervloekt mijn krenterige ik, gegeten maar ik krijg het bijna niet weg. De laatste hap blijft hangen in mijn keel en de gesmolten chocola versterkt mijn plakhanden. Ik trek me een beetje op aan de lopers voor mij met wie ik haasje over speel. Dan lopen zij weer voor en ren ik er voorbij, dan wandel ik weer even, of maak een foto van verse spruitjes omdat ik weet hoe lekker Frank die vindt (not!) en lopen zij mij weer voorbij. Maar zelfs mijn favo liedjes brengen me niet in mijn flow. Dit wordt uitlopen pur sang.

Dan even voorbij de 18 km staat daar eindelijk de verzorgingspost. Ik neem opnieuw even de tijd. Deze loop is voor de snelheidsstatistieken toch al naar de klote en ik moet nog 12 km. Vorige week had ik hier ook mijn dip maar kwam ik er toch nog uit. Dat zie ik vandaag niet gebeuren. Desalniettemin hou ik me vast aan de mantra: ‘Blijf dribbelen. Dribbelend ben je altijd nog twee keer sneller dan iemand die wandelt.’ Als iemand dat nu ook even uitlegt aan mijn maag…

Ik ben blij met de 21 km en kijk op mijn klokje. 2:15, not my finest hour. ‘Als ik nu de CPC had gelopen was ik nu klaar geweest!’ Ik kan er niks aan doen, het schiet gewoon door mijn hoofd. Aan de andere kant had ik de CPC toch ook niet in 2:15 willen lopen. Maar als ik weer een beetje nette tijden wil lopen zal ik toch weer wat gerichter moeten gaan trainen in plaats van alleen maar buiten spelen. Ondertussen lopen we op een aantal bekende plekken. De Heinenoordtunnel ken ik van de Roparun maar ik heb hier ook eerder gelopen met een ander loopje. 

Dan word ik ineens op de schouder getikt. Het is Sacha, die ook aan het bikkelen is. We zitten dan op 23 km en ik haak aan. Ik klaag over warmte en gebrek aan water en ze weet me te vertellen dat de volgende verzorgingspost op 24 km is, en daarna nog op 28 km. Hmmm, nog 1 km, dat moet ik er nog wel uit kunnen persen. Ik loop mee in haar cadans en ook al kost het me moeite en energie, gek genoeg loopt het eigenlijk wel lekker. Bovendien is 1 km te overzien en dan ben ik toch maar mooi weer een kilometer verder. En inderdaad even voorbij de 24 km zijn we weer bij de kinderboerderij en kunnen we niet alleen drinken en afspoelen maar eet ik ook gretig van de sinaasappel die klaar ligt, in de hoop dat ik daar minder last van heb. Daarna gaan we weer verder en hou ik het nog 2 km vol voordat ik toch weer moet gaan wandelen wil ik niet over mijn nek gaan. Ik laat Sacha gaan.

Nu is het nog maar 4 km. Niet de 4 langste kilometers uit mijn hardloopcarriere, maar toch zeker wel een plek in de top 10. Op dit soort momenten maakt het niet meer uit of je nou 30 km of 100 km loopt. Je hebt maar twee keuzes, stoppen of doorgaan. En stoppen kan ik nooit meer ongedaan maken dus ga ik door. Tunneltje onderdoor en afwisselend wandelend en dribbelend, ‘gezellig’ door een industrieterrein. Niet dat het me boeit, ik ben alleen maar bezig met overleven. Dan de extra verzorgingspost op 28 km. Toen ik Linda van de week gekscherend mijn ‘plan’ vertelde zou ik nu theoretisch gezien de Terminatorknop in moeten drukken voor de laatste 2 km. Helaas kan ik drukken wat ik wil, maar er gebeurt niks. Vergeten op te laden vrees ik. Ik zal het op eigen kracht moeten doen zonder geheime wapens. 

Ik krijg nog een verrassing in de laatste kilometer. Een heerlijk viaduct omhoog. Het enige voordeel is dat wat omhoog gaat ook omlaag gaat, en omlaag is altijd gratis. Aan het eind zie ik een groen shirt staan en even denk ik dat het Frank is die me op staat te wachten. Ik moet bijna huilen. Het blijkt Ysbrand te zijn en ergens ben ik een beetje teleurgesteld. Dan maar door naar de finish. Ik wil niets liever dan weer gaan wandelen maar als ik zie dat het nog maar 400 meter is, is het me toch mijn eer weer te na en ren ik maar gewoon door. ‘Close your eyes and think of England!’

Nog even een stukje fietspad, dan de bocht naar de atletiekbaan en langs de kant al onze vrienden die me toejuichen. Ik hoor ze wel maar kan me alleen nog maar focussen op de finish. ‘Let’s get it over with, please let it be over’. En dan is het ineens voorbij. Davonne hangt me de medaille om, Carola juicht me toe, Leonie maakt foto’s en Ellen vraagt hoe het gaat. ‘I ran and I survived’, en daar is zo’n beetje alles mee gezegd. Dan krijg ik de vraag wat ik met Frank gedaan heb. Geen idee, die liep ver voor mij, maar niemand heeft hem nog gezien. Ik kijk op ‘zoek mijn vrienden’ en zie dat hij 500 meter verderop zit. Waarschijnlijk is hij allang binnen en zit hij bij het wedstrijdsecretariaat of zo. Maar het is toch raar dus even later bel ik hem. Blijkt dat hij met Marilene loopt en ze verkeerd gestuurd zijn waardoor ze 3 km uit de route gelopen hebben. Ze komen er zo aan.

We wachten tot ze binnen zijn. Ik ben dan al weer een beetje bijgekomen en neem Marilene in mijn armen als blijkt dat die net zo kwalitatief uitermate teleurstellend gelopen heeft als ik. Gelukkig duurt dat gevoel altijd maar even. En qua evenement was het super en goed geregeld. Even later lopen we naar de horeca en drinken nog wat alvorens we afscheid nemen en onze spullen halen om richting huis te gaan. De zondag is alweer voorbij en morgen moet er weer gewerkt worden. Volgende week lopen we de Roparun en ik neem me voor om de hele week op tijd naar bed te gaan. Over vier weken moeten we de Rotterdam Marathon lopen. Dat wordt nog wat. Ik hou me maar vast aan één gedachte. Een slechte generale…

Bovendien hebben we altijd de foto’s nog!

Foto: Evert Buitendijk Fotografie

6 Reacties

  1. Daisy

    Lekker mens ben je ook

    Reageren
    1. Saskia Uit den Bogaard (Auteur bericht)

      Dank je wel… 😀

      Reageren
  2. Tineke

    Leuk veslag

    Reageren
    1. Saskia Uit den Bogaard (Auteur bericht)

      Dank je wel Tineke

      Reageren
  3. Jeannette

    Fantastisch geschreven. We gaan echt bowlen met bierven bitterballen

    Reageren
    1. Saskia Uit den Bogaard (Auteur bericht)

      Jaaaaaaa, bowlen, bier en bitterballen!

      Reageren

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *