Bello Gallico: Mud version

Ergens eind 2019. Ik lig al in bed maar slaap nog niet. Frank komt de slaapkamer binnen en vraagt: ‘Ben je nog wakker?’ ‘Ja’. ‘Ik heb besloten dat ik de 50 mijl van de Bello Gallico ga lopen volgend jaar.’ Ik ben even stil. Frank heeft net zo’n beetje zijn eerste ultra er op zitten, ik heb tot nog toe alleen de Two Oceans gelopen. 50 mijl is 80 kilometer. Toch hoef ik er niet lang over na te denken. ‘Dan loop ik met je mee.’ Geen idee waar ik ja tegen zeg, maar ik heb een jaar de tijd om er achter te komen. Dat worden er uiteindelijk twee want door corona is alles natuurlijk afgelast in 2020. En misschien wel een geluk bij een ongeluk, want inmiddels heb ik zowel de nodige trail ervaring als dat ik een aantal langere afstanden heb gelopen. En die ervaring blijk ik achteraf hard nodig te hebben.

Het is nog steeds even spannend of alles wel doorgaat, maar na twee mails met instructies en daarna aangepaste instructies door de coronamaatregelen is het definitief. De Bello Gallico gaat door en we worden gewoon geacht om de zaterdag op zondagnacht om 0:00 aan de start te staan. Ik heb zowel de vrijdag als de maandag vrij genomen, maar als we alles nader bekijken en wat advies vragen aan Olav voor wat betreft het boeken van een B&B of iets dergelijks is het eigenlijk het handigste om er gewoon de dag zelf naar toe te rijden en na afloop gewoon weer naar huis. Het is maar anderhalf uur rijden en slapen doen we toch niet. Vrijdag staat dus gepland voor ‘getting my shit together’. Dat wil zeggen bedenken wat ik aan ga trekken, wat er in mijn dropbag moet komen, zorgen dat alles wat opgeladen moet worden opgeladen is en voor de zekerheid nog even gauw een grote powerbank online bestellen zodat die op tijd binnen is én ook nog even opgeladen kan worden.

Zaterdag voelt raar en ik loop een beetje met mijn ziel onder mijn arm. Gelukkig is het gedeeltelijk toch ook nog een gewone dag, dus ga ik gewoon paardrijden ’s ochtends en doen we daarna gewoon boodschappen. Nog snel even twee appelbeignets meenemen voor het stapelen en als snack voordat we gaan starten. We eten ouderwetse macaroni met ham en kaas en dan gebeurt het. Terwijl ik nog lekker in mijn trainingsbroek warm op de bank TV zit te kijken krijg ik koudwatervrees. Ik zie enorm op tegen mijn hardloopkleding aantrekken, naar België rijden en in plaats van lekker in mijn bed duiken wat ik op dat tijdstip zou doen, buiten in de kou aan de start van een hele lange nacht te gaan staan. Dat is de eerste mentale strijd die ik moet winnen en ik weet, het moeilijkste van hardlopen is de eerste stap naar buiten.

Niet te veel over nadenken en omdat Frank de reutel in zijn reet krijgt en een half uur eerder dan gepland wil vertrekken is het kleren aantrekken, spullen pakken en gaan. Eenmaal in de auto naar Brussel trekt mijn tegenzin langzaam weg en tegen de tijd dat we op de plaats van bestemming zijn en we onze startnummers ophalen bekruipt me zelfs een beetje opwinding voor dit nieuwe avontuur. Binnen krijgen we de tracker en kunnen we onze dropbag achterlaten. Omdat we nog bijna twee uur moeten wachten tot we mogen starten en dat vanwege corona niet binnen mogen doen, moeten we in de auto wachten, net als al die andere lopers die op de parkeerplaats staan. We besluiten de tijd te gebruiken om naar een benzinepomp te rijden en de auto maar even vol te gooien. Kan ik mooi nog een flesje cola scoren, Frank een koffie en ach, dat reepje chocola kunnen we ook wel gebruiken.

We rijden weer terug en dan is het wachten. Rond 23:30 lopen we naar de verzamelplek waar we René en Simone ook tegen komen. Om 23:45 is er een briefing maar vlak er voor is er paniek. De route blijkt niet op de GPS handheld te staan, tenminste, niet zichtbaar. In principe hebben we hem niet nodig omdat de hele route uitgepijld is, bovendien heb ik hem ook nog op mijn klokje staan, maar Frank wil hem graag er bij hebben. Terwijl wij de briefing krijgen en met de groep naar de startplek lopen probeert hij hem via de organisatie er alsnog op te krijgen. Dat lukt, maar toch niet want ook nu is hij niet te vinden. Dan maar zonder en op hoop van zegen.

Er wordt afgeteld en dan gaan we van start. Het is niet koud en er hangt slechts wat vocht in de lucht. Uiteraard lopen we al gelijk in de achterhoede en dat vind ik helemaal niet erg. Ik moet altijd even opstarten, ik accepteer dat ik niet snel ben en wil niet in de weg lopen en in de weg gelopen worden dus ik vind ruimte helemaal prima, en die zit meestal of helemaal voorin of helemaal achterin. Het is wel gelijk aanpoten. Toen we Olav vroegen: ‘Hoe is dat, die Bello Gallico?’ kregen we te horen dat het vooral vals plat was en een beetje modderig. Nou, dat moet dan wel in de eerste kilometers zitten want we mogen gelijk omhoog en we lopen gelijk door de modder. Achter ons loopt nog een wat oudere man die erg voorzichtig is dus in dat kader zijn we niet laatsten. Later haalt hij ons weer in omdat wij regelmatig wandelen bij de klimmetjes en hij met kleine pasjes door hobbelt, een tactiek die ik later zal kopiëren.

De pijlen zijn goed te volgen en natuurlijk heb ik het al gauw warm. Binnen 5 kilometer, die zoals gewoonlijk al snel voorbij zijn, gaat mijn jasje dan ook uit, twee lagen is voldoende. Ik merk wel dat het lopen in het donker meer energie kost en dat ergens in mijn brein onbewust er ook nog zo iets is als ‘jij hoort nu in je bed te liggen in plaats van hier rondbanjeren’. Bovendien had ik misschien dat laatste restje macaroni ook niet moeten eten, of was die appelbeignet toch niet zo’n goed idee. Het duurt dan ook even voordat ik een beetje in de routine van het lopen in het donker kom. We lopen afwisselend door bos en door kleine dorpjes met daardoor dus stukjes asfalt. Na 6 km krijgen we de eerste echte klim om daarna gevoelsmatig parallel weer naar beneden te rennen. Wat we in Trail des Fantomes termen, ‘zinloze beklimming en afdaling’ noemen. Maar linksom of rechtsom de modder is alom aanwezig.

Normaal gesproken probeer ik de eerste 10 kilometer met mijn ‘gestapelde’ eten te doen, maar nu heb ik toch al eerder behoefte aan energie. Gelukkig heb ik voldoende bij me want het duurt nog even voordat we bij de eerste verzorgingspost zijn. Doordat we in het donker lopen en we alleen maar gericht zijn op het schijnsel van onze lampen vlak voor ons zien we niks van de omgeving en dat vind ik wel jammer. Het moet hier prachtig zijn. Dat stel ik me tenminste zo voor want voor hetzelfde geld is het één saaie bende. Het lopen gaat best aardig en ondanks de klimmetjes en de modder lopen we relatief snel voor onze doen. Rond een uur of twee, lekker makkelijk dat we om 0:00 gestart zijn dus ik kan aan de hand van onze looptijd precies zien hoe laat het is, komen we bij het gevreesde stukje tussen twee weilanden wat we op foto’s al voorbij hebben zien komen. We zitten dan op 15 km. Het is een smalle geul vol met modder, rechts prikkeldraad en links schrikdraad. Het zou zo een spelletje uit Squid Games kunnen zijn. Zaak dus om voorzichtig te lopen en vooral niet uit te glijden, laat staan vallen. ‘Wijdbeens lopen schat’, krijg ik te horen.

Langzaam ploeteren we ons door de geul heen die een kleine 500 meter is. We lopen de oudere man van eerder weer voorbij omdat hij nog voorzichtiger loopt. Aan de andere kant worden we wel weer ingehaald door een jonge vent. Be my guest, helemaal als Frank bijna dreigt te vallen en zijn hand openhaalt aan een paaltje om het te voorkomen. Ik ga nog voorzichtiger lopen. Maar aan alles komt een eind dus even later lopen we weer lekker op de vlakke en enigszins droge weg. Op naar de verzorgingspost die op 19,7 kilometer staat.

Daar aangekomen staat de jonge man en de oudere man komt even later ook binnen hobbelen. Frank gaat naar de WC en eet daarna een worstje maar ik zie niet veel van mijn gading dus neem wat kleffe chips en maak een foto voor het huisfront. Al met al blijven we niet te lang hangen, dat komt straks wel. Ik graai nog een gummie-kikkertje mee en weg zijn we weer om onze weg te vervolgen. We hebben iets meer dan drie uur over de eerste 20 km gedaan, plus de tijd die we op de verzorgingspost doorgebracht hebben waardoor de teller op 3,5 uur staat,  en dat vind ik meer dan op schema. De cut off time voor elke 20 km is ongeveer 4 uur, dus we hebben nog een half uur speling.

De flow komt er nu wel een beetje in. Ik raak gewend aan het rennen in het donker met alleen het licht van mijn lamp ondanks het feit dat door het vocht in de lucht we wat weerkaatsing hebben. De pijlen zijn goed zichtbaar door de reflectie en we raken er bedreven in om ze van een afstandje te zien. Soms even een twijfel als we een lang stuk aaneen lopen of we wel goed zitten, vooral als we naar beneden rennen want ik moet er niet aan denken dat we fout zitten en weer omhoog moeten, maar dan is aan het eind toch altijd weer het vertrouwde pijltje, vastgemaakt aan een paal of soms ook gewoon in de grond gestoken. Ik voel me dan ook vertrouwd genoeg om een muziekje op te zetten.

Een paar kilometer na de verzorgingspost komen we weer bij de jonge man. We raken aan de praat en het blijkt Addie van der Vleuten te zijn die aan zijn derde (!) rondje bezig is. Addie is een bekende naam binnen het wereldje, veel over gehoord van Olav maar nog nooit ontmoet. Het is een leuke kennismaking en een gezellige afleiding die ons enkele kilometers verder brengt. We worden gewaarschuwd dat het stuk tussen 20 km en 40 km het zwaarste is qua modder en dat er vlak voor de volgende verzorgingspost nog een moeras ‘watjeookprobeertjeblijftnietdroog’ moeten doorkruisen. Maar daarna wordt het makkelijker. Na alles wat ik tot nu toe gezien heb weet ik niet zo goed wat ik me er bij moet voorstellen. Nou ja, we gaan het zien. Hij vertelt ons ook minder goed nieuws, want Olav en Leonie zijn gestopt. Gelukkig blijkt het achteraf geen deceptie voor Leonie maar een eigen keuze en is ze blij dat ze zo ver gekomen is.

We laten Addie weer gaan en ploeteren voort op weg naar de tweede verzorgingspost. Ik moet zo langzamerhand ook wel plassen. Niet zo vaak als Frank, die om de een of andere onverklaarbare reden (kou? Of is het gewoon een zeikerd?) zo’n beetje elke twee kilometer moet plassen. We slaan af naar links langs een stukje weiland parallel aan de weg en dat lijkt me een mooi plekje. We twijfelen sowieso of we goed zitten qua route maar het maakt niet uit want we kunnen zo de weg opdraaien om de route weer te vervolgen. In de verte zie ik een rood lampje, teken dat daar een deelnemer loopt en we dus goed zitten. Voor de zekerheid check ik ook nog even de tracker en dan is het bevestigd.

Bij kilometer 34 km lopen we langs het water en zien we aan de overkant de verzorgingspost staan. Dat is raar want die moet pas op 40 km staan, dus of we zijn verkeerd gelopen (lijkt me niet), of de post staat toch eerder (raar) of we moeten nog ergens een lusje. Al gauw blijkt dat laatste het geval te zijn en komen we ook bij het moeras aan. En inderdaad, wat je ook probeert, hier blijf je niet droog. We hebben twee opties, links via de boomstammen. Blijf je redelijk droog maar heb je grote kans dat je uitglijd en valt, of je gaat rechts over de verzakte vlonder en het stuk water tussen de vlonders in, te groot om er over heen te springen. Ik neem geen risico en ga rechts, met als gevolg dat ik in het water in een gat stap en tot aan mijn knie in de blubber vast zit. Een man komt achterop en helpt me er uit. Frank gaat links over de boomstammen en blijft redelijk droog. Tot we 100 meter verder zijn en we alsnog door een waterplas heen moeten waar je… wat je ook probeert niet droog blijft.

De man in kwestie wil ons voorbij maar heeft geen licht meer dus loopt een stukje met ons mee. Ik maak nog even wat foto’s voor het thuisfront, anders geloven ze ons nooit, en dan rennen we weer verder. Stukje asfalt, stukje gras, weer een stukje asfalt en dan de verlossende verzorgingspost die officieel op 38 km. Daar treffen we tot mijn verbazing René en Simone aan. Ik had verwacht dat die al veel verder zouden zijn omdat wij zo langzaam zijn, maar dat valt dus mee. Ik probeer de tijd op mijn klokje te ontcijferen om te kijken wat ons tempo nou eigenlijk is maar kan het niet goed zien. Lichtje er bij en dan lees ik 6:10. Huh? Dat kan toch niet kloppen? Dat zou betekenen dat we de tweede 18 km in minder dan 3 uur hebben gelopen? René bevestigt mijn tijd en dus zijn we inderdaad sneller dan ik dacht. Dat geeft de burger moed.

Bij de verzorgingspost liggen onze dropbags maar eigenlijk is het enige dat ik er uit wil hebben een stuk brood voor onderweg. Ik ga me niet omkleden in droge kleding, hoef niet op te laden en vind het eigenlijk allemaal wel best. Frank laadt zijn klokje op terwijl ik wel even ga plassen. Daarna eten we een kopje groente bouillon en eet ik een wrap met ham. René en Simone gaan weer op weg en wij ruimen nog even onze tassen op voordat we ook weer op pad gaan. Ik trek wel mijn jasje weer aan want ik ben toch een beetje afgekoeld en zo in de vroege ochtend is het toch kouder.

Het lijkt wel of het vocht in de lucht wat dikker is geworden. Ik heb er last van tijdens het lopen want het licht weerkaatst en ik ben een beetje nachtblind dus ik zie slecht. Gek genoeg zou ik eigenlijk een petje moeten dragen zodat het licht niet in mijn ogen valt en ik beter kan focussen. We tikken de 40 km in het bos aan zo rond de 7 uur en zijn officieel op de helft. Een klein uurtje later krijg ik een dip. Ik ben helemaal klaar met het lopen in het donker, de nacht duurt me net even een uurtje te lang en ik verlang naar daglicht. Heerlijk zien waar je loopt, geen lampje op je hoofd, om je heen kunnen kijken en niet meer de hele tijd voorover gebogen focussen en turen op de meter voor je neus maar kunnen anticiperen op wat gaat komen. Bovendien ben ik moe, heb ik het fris en wil ik gewoon lekker in mijn bed liggen. Maar we moeten nog zo ver. Dan is er maar één ding dat je kan doen. Opnieuw over die mentale drempel stappen en gewoon door blijven lopen tot het over gaat of tot je gefinisht bent, whatever comes first.

Gelukkig voor mij hoef ik niet tot de finish te wachten maar gaat het over en als het dan eindelijk daglicht wordt en Frank de magische woorden ‘ik ga mijn lampje uitdoen’ uitspreekt ben ik weer een beetje blij. Ik merk nauwelijks dat we de 50 km passeren (yeah!, nog maar 30 km) maar ook niks van het ‘na de 40 km wordt het makkelijker’. Het zijn nog steeds eindeloze kilometers van klimmen en dalen en vooral van modderwegen. Wat we dan nog niet weten is dat dit ook geen normale omstandigheden zijn. Kou? Ja. Sneeuw? Soms. Maar al die modder? Dat hebben ze nog niet eerder meegemaakt, en omdat we in de achterhoede lopen hebben we er extra veel last van. Tenslotte zijn er al drie groepen overheen gegaan, 2x de mannen en vrouwen van de 160 km die twee rondes lopen en alle mensen van de 80 km voor ons.

Toch halen we sporadisch iemand in, maar meestal zijn dat mensen die met de Walk bezig zijn. Na de bossen krijgen we ruim 10 km van akkers. Niet dat die wegen beter zijn dan de bossen. Ook hier geldt vooral veel modder alleen dan van een andere soort omdat het geen aarde maar zand is. Bovendien is dit gedeelte van de route een beetje saai en ik zou bijna wensen dat het weer donker was omdat je dan niet ziet in welke omgeving je loopt. Bijna. Gelukkig is het nu helemaal droog en dat loopt toch net even wat lekkerder. En voordat ik het in de gaten heb naderen we de 60 km waar de derde en laatste verzorgingspost is. Eerst nog even een stukje langs een watertje, waar we straks weer terug lopen, en dan een dorpje in. Een dame die net een bakker uit komt lopen wenst ons succes en geeft aan waar we heen moeten. ‘Hier naar links en dan rechts omhoog.’ Hoor ik dat nou goed? Zei ze ‘omhoog’? Aan de overkant van de weg hangt een spandoek van de Legends en moeten we inderdaad een stukje omhoog. Het toppunt van wreedheid. Heb je net 60 km in de nacht door de blubber gebanjerd, kom je eindelijk bij de verzorgingspost en moet je omhoog. Omhoog!

Gelukkig is het maar een klein stukje en het is meer dan de moeite waard. Ook nu zijn René en Simone er nog en we scharen ons bij hun. We worden door de vrijwilligers in de watten gelegd. Dekentje, bekertje cola en de lekkerste tosti die ik ooit gegeten heb. Dat kan ik goed gebruiken want op de plek waar mijn maag hoort te zitten, zit op dit moment een groot zwart gat dat alles wat er naar binnen gaat in het vacuüm laat verdwijnen. Mijn grote Tantaluskwelling is echter dat ik wel honger heb, maar nauwelijks kan eten. Ik krijg het bijna niet weg. De tosti is echter een uitzondering en verbreekt de onzichtbare barrière. En het beste van alles? Ik krijg er nóg een. Als de tosti’s op zijn en onze camelbacks bijgevuld gaan we langzaam aan weer een poging wagen om het lijf in beweging te zetten. René en Simone zijn dan al weer weg.

We lopen nu op met een andere man en terwijl Frank zoals gewoonlijk gezellig loopt de kletsen probeer ik wanhopig om de motor weer te herstarten. Beetje strompelen, beetje wandelen, beetje dribbelen, en uiteindelijk dan toch maar weer rennen. We zijn alweer bijna twee kilometer verder als we de man achter ons laten en we weer op volle toeren draaien. Het meisje bij de post had gezegd dat het laatste stuk het makkelijkste was. Lekker vlak en lange droge wegen. Nou, ik weet niet wanneer zij daar gelopen heeft of wat ze gehoord heeft, maar als we het bos weer induiken lopen we gewoon weer door de modderpaden. We zitten inmiddels op 64 km en ik begin voorzichtig aan aftellen te denken. Op onze route is ook een andere hardloopwedstrijd bezig en de deelnemers komen ons vrolijk voorbij sjezen. Ik heb geen idee welke afstand ze lopen, maar het zal geen 80 km zijn. De officiële fotograaf wil van ons ook foto’s maken tot Frank zegt dat we er niet bij horen.

Dan draaien we een hoek om en zien we in de verte René en Simone lopen. We komen gestaag dichterbij en als we weer een single track paadje opgaan door het struikgewas heen zijn we bij ze. Precies op dat moment krijg ik niet alleen een lekker nummertje in mijn oren, maar ook een kleine runners high. Ik verontschuldig me en ga er voorbij. Ik krijg er een tweede lekker nummer achteraan en als die voorbij is kijk ik om en zie ik dat Frank me gevolgd is. René en Simone zijn we uit het oog verloren dus lopen we maar door. Voorbij de 70 km ga ik stal ruiken en rekenen. Eerder had ik tegen Frank gezegd dat ik verwachtte er toch echt wel er 15 uur over te gaan doen. Dat kon rekenen op een afkeurende mompel en dat heb ik opgevat als een opdracht. Dat betekent dus doorlopen, ook voor Frank Dorenbos! Maar als we het de laatste 10 km zo vol weten te houden redden we zelfs de 14 uur ook nog wel.

We komen weer door een dorp, duiken opnieuw een bos in, weer een dorp en dan voor de laatste keer een bos. Nog 7 km, een rondje Plas vanaf huis, 5 km, een rondje plas. We gebruiken een beetje onze Black Devils tactiek.  Dan loopt Frank weer voor, dan loop ik weer voor, en tot aan het hek, tot aan het einde van de weg of tot het lekkere nummer afgelopen is. Zo gaan de laatste kilometers ook voorbij en lopen we ineens langs het water en zien we aan de overkant Roosendaal liggen. Shit, ik zit pas op 79 km en dat kan natuurlijk niet! Maar gelukkig moeten we nog een klein stukje langs het water over de vlonders en als we dan eindelijk bij de ingang van de start/finishhal bereiken. Het is even kijken waar we precies naar toe moeten maar als we de juiste deur hebben ligt er een rode loper en mogen we onder applaus van de aanwezigen naar het podium waar we onze medaille omgehangen krijgen en Maarten een foto van ons maakt. We dit it! In een mooie tijd van 13:30 dus doelstelling ‘vóór 15:00 binnen’ ruimschoots gehaald. Omdat op mijn horloge 79,72 km staat ren ik nog een rondje op de parkeerplaats en ga dan weer naar binnen voor een bord kip met rijst, wat te drinken en even na te praten. We wachten tot René en Simone ook binnen zijn maar blijven daarna niet al te lang hangen. We zijn hondsmoe en moeten ook nog naar huis. Ik kleed me nog wel even om, rijden naar huis, alert om niet in slaap te vallen, en thuis duiken we in bad, een uurtje in bed en daarna op de bank in afwachting van Thuisbezorgd. We houden het vol tot een uurtje of 22:00.

Bello Gallico the short version? Lopen in het donker, Frank plassen, modder, Frank plassen, vals plat dat voornamelijk vals is, Frank plassen, afzien, Frank plassen, gehaald!, medaille van man met snor, trots.

2 Reacties

  1. RunHanRun.nl

    Wat een ontzettend leuk geschreven verslag!

    Heb het met plezier gelezen.
    Heb plannen om dit jaar te gaan….

    Reageren
    1. Saskia Uit den Bogaard (Auteur bericht)

      Goed man! Je weet een beetje nu wat je kan verwachten, hopelijk iets minder blubberig dan vorig jaar. Wij gaan de 100 mijl proberen…

      Reageren

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *