Voorne’s Duintrail: Een verstandige keuze

Ik heb al even last van mijn bil, maar de laatste twee weken gaat het eigenlijk wel ok. Ik voel me ook redelijk uitgerust na New York en mijn verkoudheid, dus ik zie het wel zitten zondag voor 43 km Voorne’s Duintrail. Sterker nog, ik heb er echt zin in! Maar no good deed goes unpunished. Dus als ik de woensdag ervoor op de manege luchtig aanbied om van paard te ruilen met de dame die al weken op hetzelfde paard zit en om een ander vraagt blijkt dat ik dat beter niet had kunnen doen. Die rotknol geeft in de galop een bok en prompt schiet het met factor twintig opnieuw in mijn bil. En erger nog, mijn hamstring doet dit keer ook gezellig mee, met als gevolg dat ik de dag erna niet eens fatsoenlijk de trap op kom.

In drie dagen tijd met rekken, masseren en heel veel schietgebedjes durf ik het aan om in elk geval te starten. Dan zien we wel waar het schip strand. De start is om 9:00 dus vroeg op. De weersvoorspelling is ijsberenkoud dus we vissen het dikke thermoshirt achter uit de kast vandaan. Handschoenen, wollen muts, buff en dikke sokken maken het setje compleet. 

Aangekomen bij het Oostvoornse meer, traditiegetrouw de start en finish van de trail, treffen we Marcel en Marcella, René, Tony, Mike en Karin, die laatste in de rol van vrijwilligster. We hebben net genoeg tijd om onze startnummers op te halen, de tas af te geven, naar de wc te gaan en een foto te maken. Dan wordt er ineens afgeteld en gaan we van start. Ik heb mijn klokje nog niet klaarstaan en vergeet bijna Frank een startvakkus te geven.

Iedereen gaat er lekker vandoor maar door de kou zijn mijn spieren zo stijf dat ik nauwelijks in beweging kom. Ach, winnen ging ik toch niet. Zoals gewoonlijk is het eerste stukje over het MTB parcours, waar ik een pleurishekel aan heb. Een man blijft achter me en ik heb het idee dat hij de bezemwagen is. Ik vraag het en hij bevestigt mijn vermoeden. ‘Maar doe gewoon lekker rustig aan hoor. Doe maar alsof ik er niet ben.’ Ja, ja, dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Ik waarschuw hem vast dat ik met een blessure loop, laten we het beestje maar gewoon bij de naam noemen, eerst moet opwarmen en ga kijken hoe ver ik kom.

Hoe dan ook, ik voel toch een lichte druk. Gelukkig warm ik langzaam op en tegen de tijd dat we de dijk over zijn en het bos in duiken kan ik een aardig pasje aanhouden. Zolang het vlak is of naar beneden loopt dan, want omhoog kan ik niet echt rennen. Ik kijk uit naar Rob voor foto’s maar ik zie hem niet. Ik vermoed dat ik al te ver achter loop. Ik doe mijn best om de bezemwagen te negeren en een beetje in mijn flow te komen maar het lukt niet echt. Elke keer als ik omhoog wandel hoor ik hem denken: ‘Wel een beetje doorlopen anders haal ik je van het parcours.’ Ik weet dat het onzin is, maar ik kan het niet helpen. Ik loop nu eenmaal het liefst alleen als ik niet 100% ben.

Het been is aanwezig maar ik kan blijven lopen ook al is het niet snel. De problemen ontstaan vooral als ik met de voorkant van mijn schoen ergens tegen aan stoot. Dan trekt mijn lijf aan het zere been en schiet er een pijnscheut door mijn bil en hamstring, waar ik dan weer een halve kilometer voor nodig heb om weer te laten zakken. Not good, zoals dat heet. En natuurlijk gebeurt dat niet één maar wel een keer of vier.

Ik baal. Ik had het vooruitzicht om lekker te gaan lopen maar op deze manier lukt dat niet echt. En de beste man kan honderd keer zeggen dat ik moet doen alsof hij er niet is, maar hij is er toch. Ik kom Myra tegen, die doet de 15 km wandelen en heeft Frank al voorbij zien komen. De bezemwagen staat even met een vrijwilliger te praten dus heb ik ook even lucht om met Myra te praten. Later bij de eerste verzorgingspost blijft hij ook even hangen waardoor ik wat ruimte heb maar uiteindelijk komt hij natuurlijk gewoon weer bij. 

Ik vraag of ik hem kan ontheffen van zijn plicht maar helaas. Ik had niet anders verwacht. Ondertussen word ik niet alleen ingehaald door mensen van de 27 km maar zit ik ook te twijfelen wat nu verstandig is om te doen. Natuurlijk wil ik de 43 km uitlopen maar diep in mijn hart weet ik ook wel dat het zo niet gaat lukken. Uitlopen lukt altijd wel, maar ten koste van wat, hoe lang ga ik er over doen en wat voor lijdensweg gaat het worden? Ik besluit om op 10 km te kijken hoe ik zit qua tijd en gevoel. Dat wordt 11 km voordat ik het in de gaten heb. Ik zit dan op anderhalf uur.

Een snelle rekensom leert dat 43 km dan zes uur gaat duren. Maar… het wordt steeds zwaarder, ik word steeds vermoeider, ik weet niet hoe lang mijn been het vol gaat houden en ik wil niet continue tegen de klok aan lopen. Ik gok dat ik er zo maar acht uur over ga doen en dat vind ik geen goed plan, even los van het feit dat de organisatie dat ook niet gaat toestaan. Bovendien wil ik voor de verandering eens niet forceren aangezien ik de Bello belangrijker vind. En dan gebeurt er iets ongekends. Ik besluit om verstandig te zijn en straks de afslag van de 27 km te nemen. Ik app Frank het ‘goede’ nieuws. Die ziet dat vast wel ergens en dan hoeft hij zich geen zorgen te maken. 

Ik wil het de bezemwagen vertellen maar hij blijft een beetje achter dus loop ik maar door. Op 13 km komt hij wel bij me en ik vertel hem mijn besluit. Tegelijkertijd vraag ik hem of hij weet waar de splitsing is. Die is op 14,5 km, dus anderhalve kilometer verder. Een paar honderd meter verder vraagt hij me of ik zeker de 27 km ga doen. Dan kan hij een beetje gaan inhalen want hij moet nu doorlopen om bij de laatste van de 43 km te komen. Ik stuur hem weg, het komt goed.

Ik voel me ineens vrij en maak gelijk gebruik van de gelegenheid om wat foto’s te maken. Van daaruit hobbel ik lekker door naar 14,5 km waar ook de verzorgingspost is. Daar tref ik Olav en Maarten en krijg ik een bekertje bouillon. Omdat ik nu allesbehalve haast heb neem ik de tijd om even met de mannen te praten, tussen het verzorgen van de andere lopers door want ze zijn wel aan het ‘werk’. Uiteindelijk moet ik toch ook wel door en lekker op mijn gemakje ga ik verder. Ik heb geen enkele druk meer en kan eindelijk genieten van het lopen, met aandacht voor de omgeving en foto’s maken voor het nageslacht. Slechts gehinderd door de 27 km lopers die in wedstrijd modus zitten en om de haverklap willen passeren.

Ik kom langs ‘het bankje’ en natuurlijk moet hier een foto gemaakt. Ik kom onderweg Ferry tegen en kijk een beetje uit naar Leonie, die ook gestart is op de 27 km en me vast ergens gaat inhalen. Ik wissel wandelen met rennen af over bekend terrein en na drie uur lopen heb ik 19 km afgelegd. Nog geen 10 km en dan is het alweer gedaan. Ik kom op de weg waar Arjan als vrijwilliger staat. We kletsen wat en ik vertel hem mijn situatie. Hij geeft aan dat ik straks naar rechts moet maar ook en lusje van ongeveer twee kilometer kan overslaan. Zeg, we zijn wel goed maar niet gek! Ik mag dan van de 43 naar de 27 km gegaan zijn, maar dan lopen we wel de volle 27 km. Een vos verliest wel zijn haren maar niet zijn streken.

Ik schiet het lusje in om even later te zien dat ik, waarschijnlijk in een reflex, mijn klokje stil gezet heb. Dat was niet de bedoeling! Gauw zet ik hem weer aan en terwijl ik dan ook maar wat te eten neem wandel ik een stukje terug om wat meters te compenseren. Als ik me realiseer hoe onzinnig het is draai ik me maar weer om en ren verder. 

Rond de 21 km kom ik op het strand en loop weer op het traject voor alle afstanden. Als ik bijna aan het einde van het strand ben, zo rond de 23 km, loopt Leonie ineens naast me. We kletsen even en ze vraagt of ik mee ga maar ik voel dat dat geen goed plan is. Ik sla het aanbod dan ook af en geef aan dat ik rustig naar de finish hobbel. Beter voor mij en beter voor mijn been. 

In het gedeelte van de doornenstruiken staat Rob te fotograferen. Leuk, heb ik straks toch nog een professionele foto van de loop. Ook nu neem ik de tijd om even een praatje te maken. De arme ziel heeft niet één maar twee lekke banden op zijn fiets. Die moet hij straks meesjouwen naar de finish. Ook nu ga ik uiteindelijk weer lopen, op naar de laatste kilometers. 

Het venijn zit hem altijd in de staart, en bij Voorne’s Duintrail is dat vooral een natte staart. Is het hele parcours lekker droog geweest, moet ik voor het laatste stuk langs het meer een slootje over dat net te breed is om overheen te springen. Zonder bilblessure had ik nog een poging kunnen wagen maar nu ben ik kansloos en zit er niets anders op dan er gewoon doorheen te waden. Ergo natte voeten. 

Ik was het helemaal vergeten maar achteraf gezien maakt het toch geen reet uit want droog blijft het toch niet. Natte voeten is dan ook niet meer de uitdaging, het door de modder lopen zonder uit te glijden des te meer. Niet omdat ik bang ben om te vallen of vies te worden, maar uitglijden betekent een ruk aan mijn zere been met alle gevolgen vandien. Het dreigt twee keer te gebeuren maar de schade blijft beperkt. 

Het laatste stukje met koude natte voeten en open veld maakt dat mijn spieren weer aardig verkleumen en verkrampen en opnieuw kom ik nauwelijks nog vooruit. Maar nauwelijks is geen ‘niet’ dus onder de goedbedoelde ‘niet opgeven’, ‘een klein stukje nog’ en ‘je bent er bijna’ van de lopers die me inhalen kom ik dan toch na vier en een half uur bij de finish. Daar tref ik Marcella en Leonie die al binnen zijn, en Karin die de broodjes worst staat uit te delen. Ik vind dat ik wel een broodje worst verdiend heb en trek daarna binnen wat droge kleding aan. Helaas ben ik een warme broek vergeten en heeft Frank de autosleutel, dus ik moet mijn natte koude sokken en schoenen nog even aanhouden.

Een uurtje later zijn Frank en Marcel in aantocht en gaan Marcella en ik ze bij de finish opwachten. Het duurt toch nog lang en we staan te verkleumen. Ik voel vooral mijn voeten niet meer maar ieder nadeel heb zijn voordeel, ik voel ook mijn bil en hamstring niet. Als ze naar ons gevoel dan eindelijk finishen maak ik wat foto’s en ga als de sodemieter naar de auto om droge schoenen te pakken.

Binnen schuiven we aan een tafeltje om wat te drinken, waar later Olav en Maarten ook bij aansluiten. Zij hebben en passant ook nog even het laatste stuk van de route gelopen om alle lintjes en pijlen op te halen. We drinken wat, eten een bittergarnituurtje, of twee, en warmen langzaam op. Rond een uur of half zes gaan we richting huis, waar we verder opwarmen, wat eten en bijkomen op de bank. And guess what? Met mijn bil en hamstring gaat het eigenlijk best wel ok. 

Nog twee weken de tijd om de boel echt te fixen. Ik heb er vertrouwen in, zolang ik maar uit de buurt blijf van die rotknollen…

📸 https://www.robsportfotografie.nl/

2 Reacties

  1. Inez

    Hoi Saskia, vooral dat STARTVAKKUS….heerlijk woord.;-)

    Reageren
    1. Saskia Uit den Bogaard (Auteur bericht)

      Ha, ha, ha, doen we al járen! Zonder kus kunnen we niet rennen. 😉

      Reageren

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *