Buiten spelen

Ik heb net een uur paardgereden. In de tussentijd heeft de gigantische plensbui zijn toorn over de aarde uitgestort en plaats gemaakt voor een prachtig zonnetje. Het is een graad of 14. Het perfecte loopweer. En omdat ik de afgelopen week iedere avond druk ben geweest staat er nog een verloren 5 km op het programma. 

De hardloopspullen in een tas gepropt kleed ik me gelijk om. Shit, Flipbelt vergeten. Nou ja, de autosleutel kan in het zakje van mijn broek en mijn telefoon hou ik dan maar in mijn hand. Het is maar 5 km. Ik loop langs het pad aan de achterkant van de manege en de hockeyvelden. Zo’n heerlijk achteraf weggetje alleen bekend bij omwonenden en waar je dan ook enkel een verloren wandelaar met zijn hond tegenkomt. Ik zit direct in mijn flow.

Aangekomen bij de trap omhoog naar de Van Alkemadelaan besluit ik vandaag geen rondje watertoren te doen maar de andere kant op te rennen. Langs het International Criminal Court en richting de Waalsdorpervlakte. Volledig verloren in mijn eigen gedachten ben ik me slechts vaag bewust van de andere lopers die mijn pad kruisen. Diegenen die oogcontact maken krijgen nog een halve hand begroeting, de rest zal het zonder moeten doen. 

Ik geniet van de beweging, van de prachtige omgeving, van de zon en van de frisse lucht. Ik loop feitelijk in Den Haag maar ik had net zo goed in Noorwegen kunnen lopen, of Engeland of ieder ander willekeurig land met een vergelijkbare omgeving. In mijn gedachten loop ik echter in Saskia land. Mijn eigen wereld waar de gedachten zich vrij bewegen. Van de vreemde droom die ik vannacht had naar het avontuur in Athene dat we volgende week gaan beleven. Even langs mijn werk en tegelijkertijd de frustraties van gisterenavond loslatend.

Heel even kom ik terug op aarde. Ergens heb ik besloten dat ik naar het 40-45 monument wil lopen maar heb geen idee hoe ver het is. Ik schat een kilometer of 2,5 á 3. Omdat mijn vrije uurtje beperkt wordt door de verantwoordelijkheid van het volwassen aardse leven, lees boodschappen doen en al die andere klusjes die de zaterdag rijk is, moet ik daar wel rekening mee houden. Ik besluit om maximaal 3 km te rennen alvorens ik omkeer en laat me weer wegzakken in mijn eigen wereld.

‘Zal ik toch die python laarzen kopen? En welk boek zal ik beginnen nu ik mijn andere uitgelezen heb? Wat als ik de hele dag de tijd zou hebben? Waar zou ik dan naar toe rennen? En als ik nooit meer zou hoeven werken, wat zou ik dan gaan doen?’ De mogelijkheden die zich in mijn brein ontvouwen zijn eindeloos. In mijn hoofd zijn er geen grenzen, geen belemmeringen, geen regels, geen verplichtingen.

Op precies 3 km ben ik bij het monument. Ik maak een foto, sta even stil bij wat hier zich in de echte wereld afgespeeld heeft en trek me weer terug terwijl ik het aarden pad terug neem. Slechts een vaag besef van tijd, alleen in het hier en nu en met al mijn zintuigen op scherp. My world. Net als vroeger, toen ik nog kind was en uren buiten kon spelen.

Dat buiten spelen bracht mijn moeder zowel blijdschap als dat het haar tot wanhoop dreef. Blij dat ik lekker de hort op was zodat zij haar eigen ding kon doen. De wanhoop kwam als ik volledig onder de modder en met een winkelhaak in mijn nieuwe spijkerbroek weer thuis kwam. En ik kan je vertellen dat dat met enige regelmaat voorkwam. Als ik niet uit een boom viel lag ik wel ergens in een sloot omdat ik weer stiekem naar de pony’s in de wei was gegaan. Tegen het directe bevel van mijn moeder in. Uiteraard. Sorry mam, de roep van de paarden was sterker dan het vooruitzicht van straf als ik betrapt werd. Die straf kwam toch wel ergo die sloot. 

‘Je bent toch niet bij de paarden hé?’ hoorde ik de stem van mijn moeder achter de bomen vandaan komen. Ze was met de hond aan het wandelen en ondanks dat ze me niet kon zien kende ze haar pappenheimer. Ik schrok me het apelazarus en rende luid liegend ‘Nee hoor mam’ over de plank naar de overkant van de bewuste sloot. In mijn haast gleed ik uit om een duik in het kroos te nemen. Een ding had ik in elk geval wel bereikt. De aandacht van wat ik eigenlijk aan het doen was, was direct afgeleid.

Feit is dat ik toen ook al mijn eigen wereld creëerde. Ik bouwde hutten van losse wilgentakken, ik maakte een pijl en boog van een tak en een stuk touw waarbij mijn zakmes overuren maakte, haalde klei uit de dijk om potjes te bakken en ving kikkervisjes in een leeg jampotje. Nee, wij hadden toen geen computers laat staan I-pads of mobieltjes. We maakten ons vies en tekenden onze lichamen met krassen en schrammen als we weer eens gevallen waren.

Ik ben bijna terug bij de manege en duik een smal illegaal paadje in door het struikgewas om af te snijden. Na de oversteek van de weg neem ik de trap weer naar beneden om het achteraf weggetje terug naar de auto en de echte wereld te nemen. Nog een kleine stop voor een foto waarbij ik natte herfstbladen van de grond raap om ze rond te strooien. Even later stap ik bezweet en met vieze handen maar een helder opgefrist hoofd in de auto. De plicht roept.

Maar heel even voel ik me weer helemaal dat kind dat de hele dag buiten heeft gespeeld.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *