Leenderbos Trail

‘Nooit meer trailen’, riep ik na de Grossglockner. Iedereen die mij kent weet dat een dergelijke uitspraak net zo veel waarde heeft als een uitgekauwd kauwgummetje dat al drie jaar tussen de spleten van twee stoeptegels op de Coolsingel ligt. En dus heb ik sindsdien alweer vier officiële plus een onofficiële trail gelopen. Diezelfde mensen die mij kennen weten ook dat een van mijn motto’s is, ‘als je iets doet, moet je het goed doen.’ Geen halve maatregelen dus. Bovendien heb ik niet alleen lichte vormen van autisme, OCD, en ben ik verslavingsgevoelig en een halve nerd, maar dompel ik me ook heerlijk onder in elke vorm van FOMO. Dus als Frank zegt: ‘Ik ga de 50 km Leenderbostrail lopen’, zeg ik, ‘Leuk schat, ik ga wel mee. Valt er voor mij nog wat te lopen? Oh ik doe wel 30 km dan. Beetje de oliebollen er af lopen.’ Tenslotte had ik ook al 27 km in Oostvoorne gedaan dus dat moest wel lukken leek me. Probleempje. De 50 km begint om 8:00, de 30 km om 11:00. 3 uur in de kou wachten tot ik aan de beurt ben? Geen goed plan. Alternatief? De 42 km begint ook om 8:00. ‘Dan doe ik die wel, tenslotte mag je er 10 uur over doen.’ En toen de magische woorden van Frank. ‘Als je 42 km gaat lopen kan je net zo goed die 50 km doen.’ Tuurlijk joh. Geen speld tussen te krijgen. Hardloperslogica. Hij weet wel hoe hij me over moet halen. Het laatste duwtje van verzet viel met: ‘Dan lopen we samen en blijf ik bij je.’ Tja, wie kan daar nou weerstand tegen bieden? Ik niet in elk geval.

Duuuuus, zodoende. Niet te veel ruchtbaarheid aan gegeven voor het maximale verrassingseffect. Zo lang mogelijk ontkennen. Met een start om 8:00, later verzet naar 9:00, ergens diep in het zuiden van het land dan ook maar een hotelletje geboekt. 50 km trailen? Prima. 5:30 opstaan om het te doen? Er zijn grenzen! Vaag, onlogisch, maar ze zijn er wel. Het eeuwige dilemma, wat trek ik aan? Ik ga voor mijn fuchsiafelroze Anitatight. Dan ben ik in elk geval goed zichtbaar als ik ergens zielig en eenzaam verdwaald raak in de Leenderbossen. Als shirt mijn vlammende doodskop van InkNBurn, om in datzelfde geval de wolven af te schrikken zodat ze niet aan mijn tenen vreten als ik tussen een paar boomwortels moet overnachten. Voor de rest blijf ik volledig in de ontkenning. Helemaal als ik de parcourskaart zie van de racebriefing. Ik scroll door de routes en naarmate de kilometers oplopen, worden de kaartjes kleiner en de blauwe lijnen langer. Tot ik bij de laatste kom, de 50 km. Een hele lange blauwe lijn op een heel klein kaartje, anders past het er niet op. Misschien toch wel ver, 50 km.

Bepakt en bezakt staan we braaf om 8:30 klaar bij de manege aan de overkant van het hotel voor mijn eerste Ultratrail. Met nadruk op trail. Of op Ultra, het is maar hoe je het bekijkt. In de kelder de rugzak voor er na, met een trui, joggingbroek, blikje chocomelk en een zak paprikachips. Ik bedoel, daar doen we het tenslotte voor. Ramona, Rutger, Wouter en Simone zijn er ook en we spreken soort van af om met elkaar te lopen. The sixpack. We zeggen de organisatoren Cor, Geraldine en Chris gedag en tot mijn verrassing kom ik Kirsten tegen, een maatje van mijn opleiding tot hardlooptrainer.

Na de briefing wordt er afgeteld en gaan we van start. Frank heeft goed geluisterd en loopt iets minder snel dan vorige week. We zijn weer gewaarschuwd voor modder en we kunnen ons er iets bij voorstellen want gisteravond was het erg vochtig. Desondanks gaan de eerste kilometers redelijk soepel en lopen we door het bos. Met de 50 km moet je op je GPX lopen want de pijlen gaan maar tot 21 km, maar met 6 hardloophorloges met GPX en 2 GPS handhelds moet dat wel goed komen. Bovendien zijn de eerste 5 km wel uitgepijld omdat die overeen komen met de andere routes.

Soepel lopen dus. Het enige euvel dat ik heb is dat ik een beetje kramp in mijn rug heb wat zorgt voor een vicieuze cirkel. Mijn maag zit een beetje op slot, daardoor zit er lucht dwars en zakt mijn eten niet waardoor ik een beetje kramp in mijn rug krijg. Nou ja, trekt hopelijk nog wel weg. De eerste 7 á 8 km moet ik sowieso opwarmen. Op diezelfde 7 km is de eerste verzorgingspost en luid lachend en met veel praatjes komen we daar aan. Tucje er in of twee, drie, vier, vijf, beetje chips en wat stukken sinaasappel. Het is nog te vroeg voor M&M’s of Jellybeans. Geduld is een schone zaak.

Na de verzorgingspost springen we voor de fotografe en krijgen we een lang stuk van mijn favoriete ondergrond. Not! Weilandoever langs een slootje, met heerlijke geultjes en graspollen. Met andere woorden geultjes waar ik mijn voeten niet kwijt kan en graspollen waardoor ik ook nog onregelmatig moet lopen. No one said trailing is easy! Het is af en toe zoeken naar de route en even zijn we bang dat we aan de verkeerde kant van de sloot lopen. Ik krijg stante pede nachtmerries dat we misschien terug moeten lopen maar gelukkig maakt het niet uit en lopen we even later alsnog aan de goede kant. Nog even een break als we ‘nog maar een marathon’ hoeven te lopen.

Na het weiland duiken we de hei op. We klokken inmiddels 15 km en met af en toe rekken en strekken hou ik mijn rug onder controle. Ik merk wel dat ik iets moet eten ook al heb ik geen honger dus ik dwing mezelf er toe. De uitzichten zijn prachtig en ondanks dat er geen zonnetje schijnt is het prima loopweer. Toch ben ik blij dat ik mijn dikke thermoshirt aangetrokken heb. Ik dacht eerst dat het te warm zou zijn maar zo op de open hei is het stiekem best fris. Af en toe komen we fietsers tegen nu we op een stuk mountainbike parcours lopen, maar ook wandelaars en af en toe een verloren paard al dan niet met wagen.

Op 20 km hebben we een tweede verzorgingspost, onbemand dit keer. Dat weerhoud me er niet van om aan te vallen op de Tucjes. Met toch al het zoete eten is het zout een welkome afwisseling. Daarna weer verder op weg naar het Point of no return. Ik begin nu toch wel wat vermoeidheid te voelen en volgens mij ben ik niet de enige. Dat is het mooie van met een groepje lopen. We trekken aan elkaar op en soms fysiek, soms woordelijk maar vaak ook de morele en psychologische steun doet enorm veel.

We lopen een stukje grens met België getuige een oude stenen grenspaal. Op 26 km ga ik even live. De buitenwereld mag nu wel weten dat Mrs. ‘ik ga nooit meer trailen’ gewoon een ultra aan het lopen is. Een trail ja. Surprise! En natuurlijk vinden we het leuk ondanks de opkomende pijntjes en de vermoeidheid. Om dat te laten zien maken we gelijk een groepsfoto. Dat, en ik grijp natuurlijk gewoon iedere smoes aan om even uit te rusten of te wandelen.

Op 28 km komen we opnieuw langs de eerste verzorgingspost. Iets minder luidruchtig maar natuurlijk wel even lachen en rechtop lopen voor de foto. De inmiddels uitgedunde bakken voedsel omdat we zo’n beetje de laatsten op het parcours zijn bieden toch voldoende om weer op krachten te komen. En dit keer ontsnappen de M&M’s en de Jellybeans niet aan mijn grijpgrage handjes. Maar niet nadat ik bijna de laatste kruimels chips uit de bak gelikt heb. Niet dat het nodig is want er is nog meer, maar na 28 km denk ik niet zo helder meer. Bovendien heb ik me onderweg gerealiseerd dat we waarschijnlijk pas rond 16:00-16:30 finishen. Daarna gelijk douchen en eten voordat we naar huis rijden dus die zak paprikachips die op me ligt te wachten in mijn rugzak, wanneer ga ik die eten?

28 km is de helft van de Two Oceans. En ja, die vond ik makkelijker om te lopen. Beter getraind, andere mindset. Het grootste voordeel van hier is dat het allemaal vlak is. Ik moet er niet aan denken dat ik nu ook nog heuvels had moeten lopen. Gelukkig duiken we het bos weer in en ik ben ook weer even verkwikt. Een lang stuk modderpoel nodigt Wouter uit om een ‘Olavje’ te doen door er lekker doorheen te stampen. Nog 14 km naar de volgende verzorgingspost. Ik heb nog een halve liter water dus dat moet ik redden. Ik weet dat ik te weinig drink maar krijg het gewoon niet weg. Dan zien we wilde koeien die gewoon lekker relaxt staan te herkauwen. Foto momentje, inclusief een ‘making of’. De koe is nieuwsgierig en duwt zijn neus in mijn telefoon.

Vanaf 30 km krijg ik het wel zwaar. Mijn rug heeft zich gestabiliseerd maar de pijn voel ik nu in mijn benen, enkel en het teentje met het dikke gewricht, waarschijnlijk een overblijfsel van mijn enkelblessure van de zomer. Of misschien is dat wel de reden dat ik bijna geen last meer heb van mijn rug, de andere pijn overheerst. Hoe dan ook, het sjokken is begonnen. En het afzien. We werken ons voorzichtig naar de 35 km, met opnieuw her en der een fotomomentje. Als ik nu een marathon zou lopen, zou ik nu mogen beginnen met aftellen. Maar ja, we lopen geen marathon, we lopen een ultra. Ondertussen zijn we weer op de hei beland en ook hier is het weer single track. Heb ik weer wat om te schelden wat weer de nodige afleiding geeft. Whatever it takes.

Op 40 km moet de volgende verzorgingspost staan maar op de een of andere manier missen we hem. Of hij staat er er niet of we hebben iets niet goed gedaan. Het geeft een kleine uitdaging omdat we zo’n beetje allemaal door ons water heen zijn. Frank heeft nog een beetje en ik mag aan zijn fles lurken. Over raar gesproken. Dan is eindelijk het magische moment daar. We hebben de marathonafstand er op zitten! Nu is het nog maar een kleine 10 kilometer en dat werkt enorm motiverend. Zeker omdat het gevoelsmatig al wat donkerder begint te worden. Je merkt dat we aan het eind van de middag zitten.

5 lange kilometers later is de laatste verzorgingspost. Ik val aan op, tja, op eigenlijk alles. Maar vooral sinaasappels en drinken. Ik neem zelfs een bekertje cola. Dikke cola. We zijn nu definitief laatsten op het parcours, de twee mensen achter ons zijn de bezemwagen en halen de pijlen weg die we inmiddels weer kunnen volgen. De suikerkick geeft me even een boost, goed voor een dikke kilometer. Ramona en ik lopen nu voorop en willen proberen door te lopen. Stoppen en dan weer starten doet te veel pijn, maar aan de andere kant hebben we een afspraak. Samen uit, samen thuis. Dus wachten we op de rest. Ik loop wel even door tot de 50 km want mijn klokje is bijna leeg en ik wil het natuurlijk wel geregistreerd hebben. Tenslotte is het zo dat als het niet op Strava staat, het niet gebeurd is.

Bij 50 km geven we elkaar een high five. Ramona is nu officieel ultraloopster en Frank en ik lopen nu officieel ‘ultra’S’ met hoofdletter S. Nu is het nog maar 1,5 km bikkelen tot de finish. Het laatste stukje door het bos, nog een paar keer wandelen want alles doet nu écht zeer, nog een slokje water, nog even lachen voor de foto en dan eindelijk het hek bij de manege. Nikki en Jochem staan ons op te wachten, we gaan hoekje om en daar staat Cor! Juichend en joelend worden we onthaald en als we de high five hebben gekregen is het officieel, we zijn gefinisht. Ook mijn klokje heeft het nog net gehaald en omdat hij 51,9 km aan geeft, ergens zijn we een paar keer fout gelopen, kan ik niks anders dan nog even 100 meter door te rennen. Maar dan ben ik toch echt klaar. I ran an ultra and I survived.

Tijd voor mijn blikje chocomelk terwijl de rest aan het bier gaat. We kletsen nog wat na, nemen afscheid van iedereen en strompelen terug naar het hotel waar we nog even mogen douchen en gereserveerd hebben voor het wildmenu alvorens we weer naar Rotterdam vertrekken. 5 januari en nu al een ultra in de boeken. Dat lijkt me een goed begin van 2020. Helemaal uitgeteld maar een kniesoor die daar op let. Een ding weet ik echter zeker. Ik ga nooit meer trailen.

En iedereen die mij kent weet wat die uitspraak waard is…

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *