Als ‘nooit meer trailen’ betekent dat ik een Ultratrail loop van 52 km, dan sta ik na vorig jaar ‘ik ben klaar met Egmond’, dit jaar natuurlijk gewoon weer aan de start. Nu kan ik als excuus natuurlijk zeggen dat Deborah gevraagd heeft of ik met haar mee ging omdat het haar eerste keer is en ze weer eens twee startbewijzen gewonnen heeft, maar misschien wordt 2020 dan het jaar waarin ik eindelijk eens wat ruggengraat ga kweken om gewoon nee te zeggen. Zouden ze dat ook faciliteren in de sportschool?
Hoe het ook zij, om 9:00 zitten we samen de eerder op de ochtend door Frank gebakken opgepiepte pannenkoeken te eten. Meneer is dan al ergens in Brabant om een of andere Social trail te lopen. Daarna spullen pakken. De zak chips van vorige week krijgt een tweede poging, mijn oortjes blijven thuis. Tenslotte lopen we samen en de kans dat er iets gebeurt waardoor we niet samen kunnen lopen is niet zo groot. Ruim uitgerekend qua tijd maken we de wereldreis richting Egmond om om 13:00 van start te gaan. Deborah heeft me beloofd dat haar doel uitlopen is, want na vorige week en met Zoetermeer op de planning plus het feit dat ze hard aan het trainen is vermoed ik dat ze me er zo uitloopt als ik niet op de rem trap. Gevalletje eigenbelang dus.
De reis er naar toe gaat soepel en geeft ons uitgebreid de tijd om bij te kletsen. Het ritje in de bus trekt al wat op Deborah haar gezicht, alleen maar versterkt als we in de overvolle sporthal stappen. Niet haar ding. Er is wat verwarring over de RMD Meet & Greet, mede door het ook overvolle mobiele netwerk, waardoor ik net te laat ben. Joost lost het op door samen een selfie te maken. Daarna maken we ons klaar en groet ik een collega. Ik eet nog even gauw een broodje pindakaas, terwijl ik me ergens in mijn achterhoofd afvraag of het slim is. Ach, het zal wel meevallen. We lopen op tijd richting de start en voelen de stevige koude wind. Dat wordt feest op het strand.
Al met al staan we een kwartier voor start in ons startvak. Ik dump mijn poncho en dan mogen we gaan. Na een kleine kilometer gaan we het strand op waar we gelijk windkracht 7 vol tegen hebben. Gezellig. Het zand is gelukkig hard maar na een kilometer krijg ik een ander probleem. Mijn maag begint op te spelen en ik word misselijk. Het gevecht begint. Het gevecht tegen de wind met misselijkheid als handicap. Of misschien wel het gevecht tegen mijn misselijkheid met wind tegen als handicap. Het maakt niet uit, het is mijn persoonlijke vloek van Egmond. Deborah merkt dat het niet goed gaat en maakt zich zorgen. Ik gebaar dat we door moeten blijven lopen.
Op 3,5 km vraagt ze of we moeten gaan wandelen maar ik wil proberen door te lopen tot de 5 km drankpost. Ik red het niet. Op 4 km wil ik nog maar één ding, en dat is de inhoud van mijn maag op het zand leggen. Was het het broodje pindakaas? Ongetwijfeld. Maar ook het feit dat ik eigenlijk al de hele week last van mijn maag heb en gisteravond de complete inhoud van de dag via de andere uitgang in 3 seconden in de pot leegde. Ik trek het niet meer en roep Deborah. Hoe vervelend ik het ook vind dat ze toch alleen moet lopen, ik wil haar ook niet belemmeren met mijn Egmondvloek en zeg dat ze maar moet gaan. Het duurt even voordat ik haar overtuigd heb maar het lukt en ze gaat terwijl ik ga wandelen, mezelf vervloekend, Egmond vervloekend, alle broodjes pindakaas in de wereld vervloekend, de wind vervloekend, het strand vervloekend en de ziektekiemen die vermoedelijk door mijn lichaam dwalen vervloekend. Ondertussen roepen bekenden en onbekenden bemoedigend dat ik door moet blijven lopen. Dus die vervloeken we dan ook maar, ik ben nou toch bezig.
Ik worstel mezelf naar de 5 km post en wonder boven wonder trekt mijn misselijkheid een beetje weg. In elk geval genoeg om weer een beetje normaal te kunnen gaan rennen. De wind beukt echter onvermoeibaar door en daar waar ik het eerste jaar wat kon schuilen tussen een groepje lopers is het deelnemersveld dit jaar dermate uitgestrekt dat ik eigenlijk geen enkel moment beschut ben. Me, myself and the wind. En de snottebellen die continue aan mijn het puntje van mijn neus bengelen. Ik denk aan de zak chips in mijn rugzak. Ik vrees dat hij ook dit keer ongeopend mee terug naar huis gaat.
Dan eindelijk het einde van het strand. Ik maak nog even een foto en zie tot mijn schrik dat mijn telefoon nog maar 1% batterij heeft. Ik stuur Deborah gelijk een berichtje voor als hij straks uitvalt. Het gaat beter, ik loop uit en zie haar straks wel weer in de hal. Na het strand komen de duinen. Naarmate ik verder loop voel ik me steeds beter tot het punt dat ik bijna ‘normaal’ ben, voor zover dat predikaat überhaupt op mij van toepassing kan zijn. Het pad lijkt verbreed voor de loop en op een bord staat ‘1850m onverhard’. Ik denk aan vorige week en ik kan het niet helpen om te denken, ‘Noemen ze dit onverhard? Moet je eens gaan trailen.’ Frank lacht de ballen uit zijn broek als hij zou weten dat ik dit denk. Ach ja, iets met pek waar je mee omgaat.
Binnen no-time zijn we bij de 10 km, min of meer op de helft. Ik vind dat ik wat moet eten maar moet er eigenlijk niet aan denken. Het compromis wordt een wine-gum, probeer ik op 15 km wel een gel weg te werken of zo. Ik neem wel een beetje water waar mijn maag gelijk weer op reageert. Niet zo heftig als op het strand maar het zit toch nog niet helemaal goed. Ik loop nu wel lekker door maar mis mijn muziek. Wie had dat gedacht? Zo zie je maar weer, aannames zijn dodelijk. Bij de drankpost van de 13,5 km krijg ik een berichtje door van Deborah. Ze heeft mijn bericht in elk geval gezien en is bijna bij de 14 km. Dat betekent dat ze ongeveer 3 minuten op me voor loopt. Valt me nog mee, dan heb ik nog best wat ingehaald. Voornamelijk goed voor mijn ego. Ik ben hier niet om te racen en moet mezelf er constant aan herinneren dat ik vorige week ook al 52 km heb gelopen maar toch.
Inmiddels lopen we al lang en breed op het fietspad en het zonnetje breekt door. Nu worden de mannen van de jongens gescheiden gezien het grote aantal lopers dat aan het wandelen is geslagen of het zwaar krijgt. Teveel energie verbrand op het strand en misschien was dat dan wel mijn enige winst. Doordat ik op het strand Franks fameuze trailshuffle gedaan heb loop ik nu gewoon lekker door. Dat en mijn halve marathon ervaring plus een vleugje Egmond kennis. Ik waag het er op om een gelletje te nemen voor de laatste 6 km, ik moet toch iets. Ondanks dat mijn maag protesteert helpt het wel om me energie te geven. Ik trippel lekker door naar de 18-19 km onder de vele aanmoedigingen van het publiek. Waarschijnlijk zie ik eruit alsof ik het nodig heb.
Op de Bloedweg krijg ik nog wat krampjes en weer wind tegen maar het is nog maar 2 km, dat overleef ik wel. De weg naar beneden en dan het laatste stukje richting boulevard. Dan hoor ik ineens mijn naam vlak achter me. Ik draai me om en zie onder andere Frouke en Stans van de Running Angels. We maken een praatje en ik loop een paar honderd meter met ze mee. Langs de kant staat traditiegetrouw Lisette. Dan de laatste 200 meter. Als ik nog even gas geef is deze wederom helwaardige editie niet alleen over, maar finish ik ook nog net onder de 2:20. Vooruit dan maar. Mijn telefoon doet het al anderhalf uur op 1% dus ik laat Deborah weten dat ik gefinisht ben, ga nog even met de Angels op de foto waar Shiva zich ook bij gevoegd heeft en dan haal ik mijn medaille op en wandel terug naar de sporthal.
Frank belt en ik doe mijn beklag. Het had echter nog erger kunnen zijn. Het had kunnen regenen. Eenmaal terug in de sporthal kom ik nog een collega tegen en zoek dan Deborah op. Ze heeft goed gelopen, is blij maar dit was wel haar enige keer. Per saldo was ze anderhalve minuut eerder binnen. We kleden ons rustig om en beginnen dan aan de weg terug. Eenmaal in de auto naar huis trek ik dan toch maar die zak chips open en kan ik gaan ontspannen en terugkijken op Egmond 2020. Ik heb hem nu 5 keer gelopen. De stand is 4-1 in mijn nadeel. Soms moet je het noodlot niet langer tarten. De vloek van Egmond is nog steeds actief ook al heb ik hem vorig jaar weten te omzeilen. Dus ben ik nu écht klaar met Egmond? Ja, ik ben er klaar mee.
Tenzij…